Annick Zijlstra: ‘Soms schaam ik me dat er in Nederland zo weinig passende hulp is.’

Samen werken we aan 25 projecten die toekomstige generaties een sterkere start bieden. Wie zijn de mensen achter deze onderzoeken? En wat drijft hen? In deze interviewserie stellen we de 25 projectleiders voor van de projecten binnen het ZonMw-programma ‘Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap’. Deze keer: Annick Zijlstra.

Al sinds ze zich kan herinneren wil ze “later als ik groot ben” iets voor kinderen betekenen. Nu ze onderzoekt of de interventie Veilige Start effectief is, mag Annick Zijlstra deze doelstelling afvinken. ‘Ouders met een licht verstandelijke beperking hebben vaak nog andere problemen. Maar voor hen mist een goede interventie waarin ze zowel voor hun beperking als die multi-problematiek ondersteund worden. En dan zijn de kinderen de dupe. Precies dat vormt de drijfveer van mijn onderzoek: ik wil die kinderen wél een veilige jeugd bieden.’

Binding met de praktijk

Annick: ‘Ik combineer mijn onderzoek met mijn werk als gedragswetenschapper. En dat is heel waardevol. Omdat ik jeugdzorgwerkers adviseer over uit huis-plaatsingen, kom ik wel eens bij gezinnen thuis. Zo hou ik binding met de praktijk en krijg ik een beter beeld of de interventie ook aansluit bij de doelgroep.’ De effectiviteit van Veilige Start wordt met Annicks onderzoek getoetst. Wat ze nu vooral merkt, is dat de interventie hard nodig is. ‘Er ontbreekt veel hulp. Het aanbod in Nederland is vooral gericht op simpele problematiek van mensen zonder beperking. Maar voor mensen met een licht verstandelijke beperking waar de problemen zich opstapelen, is er weinig.’

Taboe op hulp vragen

‘Kinderen van ouders met een licht verstandelijke beperking zijn oververtegenwoordigd in de jeugdzorg,’ vervolgt Annick. ‘Niet dat ik daarmee trouwens zeg dat álle kinderen in dergelijke gezinnen onveilig opgroeien! Maar het risico is wel groter. Waar dat door komt? Ik denk dat er een taboe rust op hulp vragen. Terwijl een doorsnee ouder ook hulp krijgt bij de opvoeding; van het consultatiebureau tot en met opa’s en oma’s is er een uiteenlopende groep mensen die bijdraagt. Ouders met een licht verstandelijke beperking missen vaak die basisondersteuning of hebben beperkte sociale contacten waaraan ze steun hebben, terwijl ze eigenlijk op meerdere fronten ondersteuning kunnen gebruiken.’

Hoe benader je de doelgroep?

Collega-onderzoeker Mieke Spek heeft net als Annick een doelgroep die best ingewikkeld te benaderen is: ‘Net als wij onze uitdagingen hebben om respondenten te vinden, lijkt me dat ook opgaan voor Annick Zijlstra en haar collega’s. Hoe benader je deze vrouwen en hoe betrek je ze bij het onderzoek?’ ‘Dat is minder ingewikkeld dan het lijkt,’ antwoordt Annick. ‘Zoals iedere zwangere, komen deze vrouwen op een gegeven moment bij de verloskundige zorg terecht. En in sommige gevallen is er de hulpverlener die al geruime tijd bij ouders thuiskomt. Als er zorgen zijn, kunnen zowel de verloskundige als de hulpverlener een melding maken bij Veilig Thuis, waarna gemeentes waar Veilige Start is uitgerold, dat kunnen inzetten. Aan de hand van een voor hen begrijpelijke informatiebrief, bepalen de aanstaande moeders en vaders zelf of ze meedoen.’

Soms schaam ik me

Annick: ‘We volgen de gezinnen 2 jaar. Het contact wordt bepaald door de ouders zelf, dus bij de een is dat intensiever dan bij de ander. Zo lang het voor hen maar voelt als ondersteuning in plaats van een belasting. We vonden het belangrijk dat er geen gestandaardiseerde manier van contact was, maar dat het voor iedere cliënt op maat ontstaat.’ Op de vraag wat Annick hoopt te bereiken met het onderzoek, hoeft ze niet lang na te denken: ‘Nu ons eerste jaar erop zit, ben ik benieuwd naar de gezinnen die gaan deelnemen. Over 3 jaar willen we duidelijkheid hebben of Veilige Start bijdraagt aan een veilige opvoeding. Wat ik uiteraard hoop, want soms schaam ik me dat in een welvarend land als Nederland de hulp voor dergelijke ouders nog lang niet toereikend is. Dat moeten we als maatschappij toch echt beter kunnen?’

Ik geef het stokje door aan…

Frouke Sondeijker onderzoekt hoe de samenwerking rond licht verstandelijk beperkte ouders beter kan. Gezien die overeenkomst in doelgroep, ben ik benieuwd naar het eindproduct. Naar welk soort zorg gaat zij specifiek kijken? Gaat dat vooral om de medische zorg of gaat het om het complete netwerk, inclusief (al eerder betrokken) hulpverleners van bijvoorbeeld de Kinderbescherming?’  

Lees hier het interview met Frouke Sondeijker