Neurobiologische factoren spelen een grote rol bij risicotaxatie

Om de kans op crimineel en gewelddadig gedrag bij jongeren te bepalen, moet je je niet alleen richten op psychologische en sociale aspecten. Dat vindt Lucres Nauta-Jansen, senior onderzoeker en plaatsvervangend hoofd van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie, EMGO + Instituut, medisch centrum van de VU, Amsterdam. ‘Neurobiologische factoren zijn minstens zo belangrijk.’

Hoe groot is de kans dat jeugdige delinquenten opnieuw crimineel of gewelddadig gedrag gaan vertonen? En hoe bepaal je die kans het nauwkeurigst? Dat zijn in het kort de vragen die Lucres Nauta-Jansen zich stelde bij het onderzoeksproject SCREEN ‘Onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan, richtten zich veelal op psychologische en sociale risicofactoren. In ons onderzoek onderbouwen we de stelling dat neurobiologische aspecten een belangrijke toevoeging zijn om de kans op herhaling van crimineel en gewelddadig gedrag bij jongeren te voorspellen.’

Completer beeld

De neurobiologische kant is in onderzoeken naar jonge delinquenten in de praktijk altijd een beetje onderbelicht geweest. ‘De laatste jaren is er een kentering’, constateert Nauta-Jansen. ‘Het besef dat de 3 aspecten met elkaar samenhangen, groeit. In ons onderzoek hebben we bij delinquenten in verschillende jeugdgevangenissen de hartslag, het cortisol- en het testosterongehalte gemeten. Als je die gegevens samenvoegt met de psychologische en sociale data, ontstaat er een completer beeld van de persoon. Uit het onderzoek bleek dat we daarmee inderdaad veel beter kunnen voorspellen wie opnieuw crimineel en gewelddadig gedrag gaan vertonen.’ 

‘Op dit moment zijn we in een voorbereidende fase om neurobiologische metingen daadwerkelijk in de praktijk te gaan gebruiken bij het maken van individuele behandelplannen.’

Juiste benadering

Op basis van die data zijn vervolgens profielen te maken, die weer als grondslag voor behandelmethoden kunnen dienen. ‘Meet je bij iemand in een stress-situatie bijvoorbeeld een lage hartslag en een laag cortisolgehalte, dan kan dat duiden op een grotere ongevoeligheid voor straf’, verduidelijkt Nauta-Jansen. ‘Een strafmaatregel zou bij deze persoon waarschijnlijk niet goed werken, dus zou je kunnen denken aan beloning bij goed gedrag.  Ook kun je neurobiologische metingen gebruiken om het effect van een agressieregulatietraining te monitoren. Op dit moment zijn we in een voorbereidende fase om neurobiologische metingen daadwerkelijk in de praktijk te gaan gebruiken bij het maken van individuele behandelplannen.’

Onbekend maakt onbemind

Neurobiologie helpt dus bij de risicotaxatie en bij het toepassen van de juiste benadering en behandelmethode van jonge delinquenten. Maar dat wil niet zeggen dat professionals en studenten weet hebben van deze recente wetenschappelijke inzichten. ‘Daarom is Onbekend maakt onbemind de naam van het project waarbij we trachten de vertaling te maken naar het onderwijs en de praktijk’, zegt Nauta-Jansen. ‘Om hulpverleners in staat te stellen te werken met de vernieuwde inzichten en de neurobiologische aspecten moeten in de hbo-lesstof worden geïntegreerd. Hiervoor gaat de werkplaats risicojeugd samen met de Hogeschool Utrecht en Hogeschool Windesheim aan een vervolgproject werken.’

Meer informatie

Het project SCREEN is één van de projecten van de Academische Werkplaats Risicojeugd. Meer weten over de werkplaats?