Voor het goed gebruik van geneesmiddelen is een goede voorlichting van patiënten essentieel. Deze sessie staat in het teken van welke informatie over geneesmiddelen beschikbaar is voor zorgverleners en wat je als zorgverlener nodig hebt om de patiënten goed voor te kunnen lichten over het juiste gebruik van hun medicatie. Centraal staan vragen als hoe kom je aan informatie? Hoe beoordeel je de betrouwbaarheid van informatie? Hoe communiceer je dit naar patiënten en zijn de juiste tools daarvoor beschikbaar? In deze sessie wordt de informatievoorziening door de gehele zorgketen heen besproken.
Sessievoorzitter: Drs. Ruud Coolen van Brakel, Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik
Sprekers:
Marloes Dankers begint de sessie door aan de hand van stellingen de beschikbaarheid en relevantie van geneesmiddeleninformatie voor behandelaren te bediscussiëren met het aanwezige publiek. Met de eerste stelling: 'Er is voldoende aanbod van neutrale informatie voor artsen en apothekers om tot een weloverwogen keuze voor een nieuw geneesmiddel te komen' is ongeveer 60% van de deelnemers het eens. Het IVM heeft 10 jaar geleden MedicijnBalans in het leven geroepen, om de informatiekloof te dichten tussen wanneer er een nieuw geneesmiddel op de markt komt en wanneer het in een richtlijn wordt opgenomen. Op deze webpagina wordt getracht neutrale informatie aan te bieden over onder andere de effectiviteit van een middel en hoe het zich verhoudt ten opzichte van andere geneesmiddelen.
Voor stelling twee: 'Bij registratie, vergoeding en opname van nieuwe geneesmiddelen in richtlijnen is voldoende aandacht voor klinische relevantie' geldt dat ongeveer 60% van de deelnemers het hiermee oneens is. Er komt wel steeds meer aandacht voor klinische relevantie, maar dit verschilt sterk per ziektebeeld. Zo zijn er bij COPD duidelijke afkapwaardes voor wanneer er een klinisch relevant verschil is (minimum clinically important difference), maar bij andere ziektes zoals diabetes komt dit niet echt van de grond. Daarnaast hebben zorgverleners vaak een ander perspectief op wat klinisch relevant is, dan zorgauthoriteiten zoals EMA, zorginstituut of NHG. Vanuit de deelnemers wordt hieraan toegevoegd dat criteria of maten die onderzoek worden gebruikt ook niet altijd toepasbaar zijn in de praktijk voor zorgverleners.
Met de derde stelling: 'Verschillen tussen huisartsenpraktijken in het voorschrijven van nieuwe geneesmiddelen worden voornamelijk verklaard door verschillen in patiëntpopulatie' is met 90% bijna de hele zaal het oneens. Een onderzoek van Dankers heeft laten zien dat er enorme verschillen zijn tussen praktijken in het voorschrijven van nieuwe insulines bijvoorbeeld, zelfs na het corrigeren voor verschillen in praktijk- en patiëntkenmerken.
Voor rationeel gebruik van nieuwe geneesmiddelen blijft neutrale informatie dus van groot belang. Tussen de aanwezigen is er discussie over of er een gebrek aan neutrale informatie is of misschien juist wel teveel informatie waardoor het lastig is om de juiste informatie te vinden. Het IVM werkt samen met Ge-Bu en Zorginstituut om informatie te bundelen en dit, in tegenstelling tot een eenmalige publicatie, up to date te houden op MedicijnBalans.
Marcia Vervloet vertelt over het project ‘On TRACK’ dat is opgezet omdat 70% van de mensen die inhalatiemedicatie gebruiken dit niet op de juiste manier doen, bijvoorbeeld door slechte techniek of onvoldoende trouw gebruiken, met allerlei nadelige gevolgen. Het is belangrijk om direct bij het begin aan inhalatiemedicatie een goede start te geven en het apothekersteam heeft hier een belangrijke rol in. Ervaring leert dat er vaak met name informatie over het middel wordt gegeven zoals wat het doet, maar dat er te weinig aandacht is voor psychosociale factoren en therapietrouw. Het doel van dit project is om zowel de techniek als de therapietrouw te verbeteren. Dit wordt gedaan door enerzijds het apothekersteam te trainen in het geven van goede inhalatie-instructie, inclusief aandacht voor psychosociale aspecten. Anderzijds worden patiënten actief betrokken en gestimuleerd vragen te stellen tijdens het ophalen van de medicatie en zijn er instructie- en informatiefilmpjes voor de patiënten ontwikkeld. De pilot van deze studie was een succes, en momenteel wordt onderzocht of de interventie daadwerkelijk leidt tot hogere therapietrouw.
Tijdens de pilot is ook onderzoek gedaan naar hoe het uitgiftegesprek verloopt. Hierbij is gekeken naar wanneer en wat voor aanwijzingen en complimenten worden gegeven en hoe deze aansluiten op de vragen van de patiënt. Uitingen van zorgen of aarzelingen van informationele aard werden ook met informatie beantwoord, maar ook uitingen van emotionele aard werden grotendeels met informatie beantwoord. Een emotionele zorg kan niet met feiten gedempt worden, dus hierin valt winst te behalen door de communicatie te verbeteren. On TRACK probeert met name bewustwording hierover te creëren.
Charlotte van Hooijdonk presenteert een studie naar de instructieteksten op het etiket van geneesmiddelen. Het etiket is over het algemeen de laatste informatiebron die patiënten lezen voordat ze een middel innemen, maar het is wel een hele belangrijke tekst. Dit kleine stukje tekst kan veel onbegrip veroorzaken. Oorzaken hiervoor zijn de complexe inhoud (regelmatig staan verschillende soorten adviezen door elkaar heen, zoals hoe moet je het innemen, hoe vaak en waarschuwingen), lastige formulering (moeilijke woorden en het gebruik van ontkenningen) en de gezondheidsvaardigheden van patiënten (zo’n 20% van de Nederlandse bevolking heeft lage gezondheidsvaardigheden). Echter, niet alleen mensen met lage gezondheidsvaardigheden hebben moeite met de instructies op etiketten. Aan de hand van enkele bestaande voorbeelden laat Van Hooijdonk de zaal kennismaken met hoe etiketteksten voor verwarring kunnen zorgen. Betekent 2x per dag 2 capsules dat je 1 per keer in moet nemen om op 2 totaal uit te komen, of juist 2 maal 2 pillen?
De centrale vraag in dit project is hoe de instructies zo geschreven kunnen worden dat het begrip bevordert. Op basis van een literatuurstudie, interviews met apothekers en een veldstudie met geoptimaliseerde teksten zijn nieuwe inzichten verkregen en geïmplementeerd. De belangrijkste tips zijn het specificeren van het innamemoment, eenvoudige taal gebruiken, alleen hele getallen in cijfers en kwarten/halven uitschrijven, afkortingen voluit schrijven en per regel slechts een instructie geven.
De geoptimaliseerde teksten zorgden grotendeels voor beter begrip, met een iets sterkere verbetering in de groep met lage gezondheidsvaardigheden. In sommige gevallen werd de nieuwe tekst niet beter begrepen, dus een belangrijke les is om nieuwe teksten altijd te testen. In 2018 zijn de geoptimaliseerde etiketteksten ingevoerd in Pharmacom en Medicon. Daarnaast heeft Health Base materialen ontwikkeld om het gebruik van begrijpelijke etiketteksten te bevorderen, zoals een e-learningcursus voor apotheekmedewerkers, een herziene doseercodetabel en een top-100 lijst met de meest gebruikte doseercodes en alternatieven.
Het blijft lastig om binnen de beperkte ruimte op een etiket alle informatie te verwerken en hierin een goede afweging te maken tussen nuance en begrijpelijkheid. Niet alles hoeft op het etiket, alleen de belangrijkste informatie en in combinatie met de bijsluiter en goede uitgifte-instructies. Tussen de deelnemers wordt gediscussieerd over de mogelijke toegevoegde waarde van pictogrammen, beeldmateriaal en elektronische mogelijkheden. Ook hierbij is het belangrijk om het te combineren met tekst en goed te testen bij verschillende populaties of het daadwerkelijk voor beter begrip zorgt.
Ter afsluiting stelt sessievoorzitter Ruud Coolen van Brakel twee vragen aan de sprekers en deelnemers. Als eerste wat er op dit moment ontbreekt in de dagelijkse praktijk voor het bijhouden van eenieders vak. Met name de toegankelijkheid en vindbaarheid van informatie is een probleem voor velen. Er is niet één bron waar je alles kunt vinden en mede vanwege de versnippering van informatie is er soms weerstand om nieuwe websites te gebruiken. Daarnaast moet er een onderscheid worden gemaakt tussen algemene informatie (deze zou bijvoorbeeld als bijscholing verspreid kunnen worden) en details die de behandelaar ter plekke moet kunnen raadplegen (welke in de al bestaande en gebruikte systemen zou moeten komen). Een goed voorbeeld waar wellicht van geleerd kan worden is het kinderformularium. Dit wordt goed gevonden door de gebruikers. Tenslotte geven de aanwezigen de tip om nieuwe informatie te delen op bestaande platforms die artsen gebruiken en persberichten te sturen naar vakbladen.
De tweede vraag gaat over wat er in de dagelijkse praktijk ontbreekt voor het voorlichten van patiënten. Dit roept nogmaals de discussie op hoe informatie zo toegankelijk mogelijk gemaakt kan worden en hoe belangrijk het is dat verschillende behandelaren dezelfde betrouwbare informatie geven aan patiënten. Er is grote vraag naar meer uniformiteit en harmonisatie tussen verschillende initiatieven, tools, platforms en informatiebronnen. Maar tegelijkertijd blijft maatwerk voor verschillende aandoeningen en geneesmiddelen belangrijk. Het blijft een uitdaging om de informatiebehoefte van de individuele patiënte te achterhalen en hierop in te spelen, een onderwerp wat steeds meer aandacht krijgt in trainingen van behandelaren en apothekers.