Hoe ziet goede hulp aan slachtoffers seksuele uitbuiting eruit?

Slotbijeenkomst brengt kennis uit onderzoek en praktijk samen
Een fijn leefklimaat en veiligheid, maar ook voldoende ruimte om zichzelf te zijn. Persoonlijke aandacht, de inzet van ervaringsmaatjes én meer aandacht voor de toekomst. Stuk voor stuk belangrijke ingrediënten in de hulp aan slachtoffers van seksuele uitbuiting, bleek tijdens de slotbijeenkomst ‘Seksuele uitbuiting van jonge meiden’.

Seksuele uitbuiting van jonge meisjes: uitkomsten van de onderzoeken

Ruim 60 professionals - onderzoekers, beleidsmakers, hulpverleners en ervaringsdeskundigen - zijn op 27 september naar Utrecht gekomen voor de slotbijeenkomst ‘Seksuele uitbuiting van jonge meiden’. Het is de derde en laatste bijeenkomst waar de resultaten van 2 onderzoeken van het programma Veilig Opgroeien worden gepresenteerd.

‘We hebben afscheid genomen van de term loverboys’

‘We zijn een heel eind gekomen’, begint Diana Monissen, commissievoorzitter van het programma Veilig Opgroeien én vicevoorzitter van het onderzoeksprogramma Geweld hoort Nergens Thuis. Monissen herinnert zich nog de eerste bijeenkomst in mei 2019. ‘Toen hadden we het nog over slachtoffers van loverboys. Corinne Dettmeijer, destijds Nationaal Rapporteur Mensenhandel, was fel tegen die term. Het gaat om uitbuiting, deze meiden zijn slachtoffer van mensenhandel. Inmiddels hebben we afscheid genomen van die term.’

De conclusie in 2019 dat er veel meer kennis nodig was om de zorg voor slachtoffers te verbeteren en samenwerking in onderzoek en hulpverlening daarbij cruciaal is. ‘En daar hebben we met z’n allen heel hard aan gewerkt.’

Nu, ruim 3 jaar later, kunnen de resultaten van de 2 onderzoeken worden gepresenteerd. Eén onderzoek richt zich op de effectiviteit van behandelprogramma’s voor slachtoffers van seksuele uitbuiting, in het andere zijn 4 pilots met betrekking tot een geslaagde trajectbenadering onderzocht.

Hoofdvragen

Anne Addink (Nederlands Jeugdinstituut) staat stil bij het van het eerste onderzoek, dat bestaat uit 3 deelstudies. Een literatuuronderzoek, een Participatief Actieonderzoek (PAR) en een N=1 studie. ‘We richten ons daarin op 3 hoofdvragen. Wat weten we over de effectiviteit van behandelprogramma’s? Wat is volgens de meiden zelf goede zorg en hoe kunnen wij zien dat het beter met je gaat? Hiervoor zijn we tijdens het Participatief Actieonderzoek (PAR) met meiden zelf in gesprek gegaan. En de laatste deelstudie (N=1) richtte zich op de behandeling. Hoe ziet die eruit en wat zijn de resultaten?

In gesprek

Karijn Aussems (Amsterdam UMC) licht het zogeheten Participatief Actieonderzoek (PAR) toe. ‘We zijn zowel op gesloten als open instellingen in gesprek gegaan met meiden. Per locatie trokken we hier 3 tot 5 dagen voor uit, we hebben echt de tijd genomen om te connecten.’

Lokale dialoog

Met hulp van creatieve activiteiten zijn de wensen van de groepen in kaart gebracht. Een ander onderdeel was de zogeheten lokale dialoog, waarbij de meiden in gesprek gingen met professionals, beleidsmakers. ‘Wat zijn hun ervaringen en wensen met betrekking tot de hulpverlening en wat is er mogelijk? Mooi aan participatief actieonderzoek is dat we als onderzoekers niet alleen maar informatie komen halen, maar ook helpen om verandering te brengen.’

Een ander onderwerp wat vaker ter sprake kwam was de eentonigheid. ‘Door het personeelstekort hebben medewerkers vaak weinig ruimte om ondersteuning te bieden of leuke dingen te doen. De verveling kwam in veel gesprekken terug.’

Trajectbenadering

‘Wat zijn succesfactoren en wat zijn belemmerende factoren voor een goede trajectbenadering? Dat waren de vragen die centraal stonden’, begint onderzoeker Coleta van Dam (Praktikon). In dit onderzoek zijn 4 pilots onderzocht, op zoek naar mogelijke werkzame elementen die kunnen zorgen voor een geslaagde trajectbehandeling. ‘Met een trajectbenadering bedoelen we een geïntegreerd hulpverleningstraject dat zowel domeinen als zorginstellingen overstijgt en loopt vanaf het moment van signalering tot de afronding.’

De onderzoekers hebben eerst een behoefte-onderzoek uitgevoerd. Hiervoor werden 11 meisjes uitgebreid geïnterviewd (360 graden interview). Aan de hand van die bevindingen zijn 4 pilots onderzocht op mogelijk werkzame elementen die belangrijk zijn voor een goede trajectbenadering.

  1. Via Jeugd: “Handen vol ervaring”, de inzet van ervaringswerkers
  2. Sterk Huis: “Een sterke toekomst”, de begeleiding van een leerwerkcoach
  3. Gezinshuizen (HSL): “Boobietrap”, Trainingen en een spel voor gezinshuisouders om signalen te herkennen
  4. Fier: “Klaar voor de toekomst”, een integraal programma gericht op de toekomst
‘Veiligheid is bij het opbouwen van vertrouwen cruciaal’

Leefklimaat en veiligheid zijn belangrijke thema’s die uit de beide onderzoeken naar voren komen, zegt Anne Addink. ‘Veiligheid is bij het opnieuw opbouwen van vertrouwen cruciaal.’ Bij een veilig leefklimaat horen 4 aspecten. ‘De steun van en het contact met de begeleider, ruimte voor groei en ontwikkeling en positieve onderlinge interactie, dat waren zeker belangrijke aandachtspunten voor deze meiden. En dat geldt ook voor structuur en leefregels.’

Mentoren

In het N=1 onderzoek zijn de deelnemers gevraagd om een rapportcijfer te geven voor deze verschillende aspecten. ‘Met name over het contact met mentoren zijn ze positief. Op momenten dat ze zich niet veilig voelden, ging dat vaak over incidenten tussen meiden onderling.’

Uit het onderzoek naar de trajectbenadering blijkt dat met name de meisjes die in de gezinshuizen verbleven het meest positief waren over het leefklimaat. Uit de pilot van Via Jeugd blijkt de meerwaarde van de ervaringskennis.  Coleta van Dam: ‘Soms ging het daarbij ook over professionals die zelf wat hadden meegemaakt. De meiden vertelden: zij zijn degenen die ’s nachts bij ons op het bed komen zitten. Zij begrijpen me.’

Behoefte aan autonomie én veiligheid

Het PAR-onderzoek resulteerde in 10 punten, 10 belangrijke behoeften, voorwaarden voor goede zorg, geformuleerd door de meiden zelf. Karijn Aussems: ‘De meiden hebben behoefte aan veiligheid, maar willen tegelijkertijd ruimte krijgen om zichzelf te kunnen zijn. Dat is wel een paradox en dat schuurt in de praktijk wel. Dat vraagt om sensitieve begeleiders die kunnen balanceren tussen heldere regels en flexibiliteit.’

Afbeelding

In gesprek over 5 thema's in de hulp aan slachtoffers van seksuele uitbuiting

In het tweede deel van de bijeenkomst zijn de deelnemers in gesprek gegaan over 5 verschillende thema's: steunend netwerk (hoe betrek je ouders/netwerk), toekomstperspectief en vervolgzorg, bewustwording en signalering, ervaringsdeskundigheid en behandelaanbod.

Afbeelding
Groep professionals in gesprek

Het steunend netwerk

Een steunend netwerk is belangrijk voor slachtoffers van seksuele uitbuiting. Belangrijk om signalen op te pikken maar ook als steun en toeverlaat tijdens het hele traject. Wat is nu het aanbod gericht op ouders of het bredere netwerk?
Afbeelding

Toekomstperspectief en vervolgzorg

In de praktijk wordt er maar weinig toekomstgericht gewerkt, terwijl een positieve rol in de maatschappij belangrijk is om terugval én intergenerationele overdracht te voorkomen. Daarom hebben Fier en Sterk Huis 2 pilots ontwikkeld.
Afbeelding
Professionals aan tafel

Bewustwording en signalering

Slachtoffers van seksuele uitbuiting zullen zelf niet of nauwelijks vertellen wat ze hebben meegemaakt. Dit vraagt van professionals dat ze weten hoe ze moeten signaleren. En dat ze handvatten hebben voor gespreksvoering.
Afbeelding
Professionals aan tafel

Ervaringsdeskundigheid

Een ervaringsmaatje blijkt enorm belangrijk voor meiden die seksueel zijn uitgebuit. Een ex-slachtoffer en ervaringsmaatje vertellen over hun ervaringen. 'Ik heb veel domme dingen gedaan in mijn leven maar zij [het ervaringsmaatje] gelooft in mij.’
Afbeelding
Groep professionals in gesprek

Behandelaanbod

‘Kies bewust en verklein het aanbod aan interventies’ is één van de aanbevelingen uit het onderzoek naar het behandelaanbod en de behandeluitkomsten. Wat is nog meer belangrijk in het behandelaanbod?

Over het programma Veilig Opgroeien

Het programma Veilig Opgroeien bestaat uit een deelprogramma Kindermishandeling en een deelprogramma Seksuele uitbuiting. Het deelprogramma Kindermishandeling loopt sinds 2016. In 2018 is daar een aanvullende opdracht voor zorg voor slachtoffers van loverboys als deelprogramma aan toegevoegd.

Doel van het deelprogramma Seksuele uitbuiting (voorheen loverboys)

De zorg voor slachtoffers van seksuele uitbuiting verder te verbeteren om zelfstandigheid en regie over eigen leven te bevorderen, schade te beperken en terugval te voorkomen. De resultaten dienen handvatten op te leveren waar de praktijk behoefte aan heeft. Opbrengsten dienen professionals zo toe te rusten, dat ze ouders en kinderen beter kunnen helpen.

Colofon

Tekst: Jessica Maas
Beeld: Frank Hoyinck (via Hogeschool Leiden)