Interview Ellen Vreeburg

‘Laat behandelaars van elkaar leren hoe je ‘de hele mens’ ziet’
Als ergens in de gezondheidszorg de strijd om een al dan niet zinvolle medische behandeling van ouderen op het scherpst van de snede wordt uitgevochten, dan is het wel in het verpleeghuis. Ellen Vreeburg is specialist ouderengeneeskunde bij zorginstelling Vivium Naarderheem in Naarden, waar zij zich vooral bezighoudt met geriatrische revalidatie. ‘De strijd tussen managers en behandelaars rond euro’s versus inhoud, is een rechtstreeks gevolg van de overheveling van de zorgkosten voor de revalidatiezorg naar de Zorgverzekeringswet. In een verpleeghuis moet de patiënt dus worden bekeken op basis van een dagbudget, dat is vastgesteld op basis van een gemiddelde. En daarbij moet – scherp gesteld – in individuele gevallen bijvoorbeeld extra zorg van de fysiotherapeut worden afgewogen tegen al dan niet een biefstuk ’s avonds.’

‘Als een patiënt baat heeft bij revalidatie omdat er functieherstel te verwachten is, dan moeten we niet aarzelen. Neem de patiënt in dat geval op in de geriatrische revalidatiezorg, met of zonder dure medicatie, met of zonder zicht op terugkeer naar huis.’ Deze stelling betrok Vreeburg een paar jaar geleden in een blog. Nu zegt ze dat de verandering in de financiering in haar vak ook wel tot ‘een enorme professionalisering’ geleid. De vroegere verpleeghuisarts wordt nu beter en anders opgeleid en is als specialist ouderengeneeskunde over de grenzen van het verpleeghuis gestapt. Hij – veelal trouwens een ‘zij’ – wordt door huisartsen in consult geroepen en overlegt met specialisten in het ziekenhuis: wat is haalbaar voor deze patiënt na de ziekenhuisopname? Kan iemand naar huis met thuiszorg of moet er toch nog iets anders? ‘ Zo’n triage voor het beste zorgpad geeft ook het beste resultaat.’

Afbeelding
Ellen Vreeburg
Ellen Vreeburg, specialist ouderengeneeskunde bij zorginstelling Vivium Naarderheem in Naarden

Vreeburg: ‘Wij krijgen met een beperkt budget veel voor elkaar. Zo’n 80 procent van onze patiënten gaat weer naar huis. Maar de druk wordt steeds groter. Omdat het ziekenhuis zijn dure bedden zo efficiënt mogelijk wil gebruiken, is de instroom bij ons ook groter. En omdat ik ook maar een beperkt aantal bedden heb, is de druk om mensen sneller naar huis te krijgen ook hier steeds intenser. 10 jaar geleden was onze gemiddelde opnameduur 60 dagen, nu 35. Dat is bijna tweemaal zoveel mensen op hetzelfde bed. En ik verwacht nóg een halvering in de komende 10 jaar. Dat knelt in de praktijk van alledag, want die druk gaat soms in tegen het welbevinden van de oudere patiënt. Die wil zich veilig voelen en wil rustig revalideren. En soms wordt een patiënt gedwongen dat laatste stukje revalidatie toch thuis te voltooien.’

Vreeburg zegt dat ze bij de triage over het vervolgpad van een oudere patiënt na een ziekenhuisopname steeds de vraag stelt: wat is wenselijk of haalbaar en wat is ‘beter maken’? ‘De arts-assistenten die namens de chirurgen of neurologen met ons overleggen, hebben zich die vraag meestal niet gesteld. Die zijn alleen gericht op beter maken. Dus: iemand kan niet meer slikken? Infuus en sonde zitten er al in! Ik vraag dan: is dat ook de bedoeling van de patiënt zelf? Want het gevolg van blijven leven is niet altijd positief. Mijn rol is om dat erin te hameren: we staan op een tweesprong en we moeten even goed de tijd nemen voor overleg. Met de patiënt, maar in een acute situatie vaak met de familie namens de patiënt. Dat is een heel moeilijk moment: de familie voelt zich dikwijls overrompeld . Dan leg je uit: het is heel ernstig. Of: de kans dat uw naaste weer zichzelf wordt na deze opname of ingreep is heel klein! En dan moet je goed luisteren en erop letten dat het antwoord ook namens de patiënt komt en niet alleen namens de familie. Daar leg ik de nadruk op bij die arts-assistenten: je kunt dus óók kiezen voor niet-behandelen. Dat moet je, per casus, heel goed bekijken. De juiste zorg op het juiste moment – dat is ook een maatschappelijk belang.’

 ‘Wat is wenselijk of haalbaar en wat is ‘beter maken’?'

Vreeburg pleit voor een structuur waarin behandelaars, van huisarts tot geriater, in regulier overleg van elkaar leren hoe je ‘de hele mens’ ziet. Ook ziet ze wel wat in een ‘regie-behandelaar’ in het ziekenhuis, iemand die ‘wikt en weegt’ wat voor een oudere patiënt in de laatste fase van zijn leven het beste is. Vreeburg: ‘Een nieuwe hartklep voor een 80-jarige is niet bij voorbaat niet-geïndiceerd als wél doen betekent dat zo iemand toch weer naar huis kan. Meteen zeggen het kan niet, dat is mij te gemakkelijk!’ Maar toch: aan de veronderstelde maakbaarheid van een leven komt ook een einde. Ook die werkelijkheid dringt zich in een functie als de hare regelmatig bij Vreeburg op. ‘Steeds maar behandelen, steeds maar verlengen; je moet soms ook de kans hebben om te overlijden. Niet uit kostenoverwegingen, nee. Uit menselijke overwegingen. Want iemand een goed sterfbed geven, dat kunnen we in Nederland écht wel.’

Ellen Vreeburg (53) is sinds 2007 specialist ouderengeneeskunde bij Vivium Naarderheem. Daarnaast is zij kaderarts geriatrische revalidatie en stafdocent bij Gerion/VUmc en voorzitter van de raad van toezicht van Verenso. Ellen Vreeburg haalde in 1993 haar artsexamen aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde daar in 1997 op een proefschrift over diagnose en herstelvooruitzichten van maag- en darmbloedingen.