Onderzoeksintegriteit bij hbo’s: nemen onderzoekers en bestuurders hun verantwoordelijkheid?

Foto Rob van der Sande en Susan Berentzen
Rob van der Sande (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) nam in 2019 het initiatief voor een ZonMw-project om trainingen integriteit te ontwikkelen voor hogescholen. Samen met Susan Berentsen, hbo-docente, maakt hij na 3 jaar de balans op. Is onderzoeksintegriteit meer dan datamanagement, privacy en statistische significantie? Waarom is gekozen voor trainingen aan jonge onderzoekers? En, nemen bestuurders hun verantwoordelijkheid als het gaat om onderzoeksintegriteit?

Wat was de aanleiding voor dit project over onderzoeksintegriteit bij hogescholen?

Rob: “Ik was tot anderhalf jaar geleden lector eerstelijnszorg bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Ik was al jaren bezig met integriteit. Ik richtte onder andere samen met een jonge juriste de commissie Ethiek en Onderzoek op voor de faculteit waar ik werkte. Toen ik bij de Hogeschool kwam, vond ik dat op dit terrein nog heel wat ontwikkeld kon worden. Ik zag dat universiteiten al wel bezig waren met onderzoeksintegriteit. De gekke situatie deed zich voor dat onze eigen promovendi bijvoorbeeld alleen via de academie onderwijs in onderzoeksintegriteit konden krijgen. Ik dacht, waarom hebben we dat binnen de hogescholen niet? We hebben als hogescholen toch de opdracht om goed en ethisch verantwoord praktijkgericht onderzoek te ontwikkelen? En dat is de reden dat ik, mede op advies van Lex Bouter, een voorstel heb ingediend bij het BVO-programma (ZonMw Bevorderen van Verantwoorde Onderzoekpraktijken).”

BVO- Project 'Translating researchers’ Experiences into Training on Research Integrity at universities of Applied Sciences'

Projectleider: Rob van der Sande (lector Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN))
Uitvoerders: Susan Berentsen (HAN) en Fenneke Blom (Amsterdam UMC)

Het project Translating researchers’ Experiences into Training on Research Integrity at universities of Applied Sciences is één van de implementatieprojecten van het ZonMw en NWO programma Bevorderen van Verantwoorde Onderzoekspraktijken (BVO). Door een training te ontwikkelen voor onderzoekers aan hogescholen wilde Rob van der Sande hogeschool-onderzoekers meer bewust maken van de integriteitsdilemma’s die kunnen spelen bij onderzoek en hen leren deze dillema’s bespreekbaar te maken.

Sinds oktober 2018 is de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit van kracht voor alle onderzoeksinstellingen, inclusief de hogescholen. Ondertekening van deze code verplicht hogescholen onder meer te zorgen voor training en scholing van hun onderzoekers in het doen van verantwoord onderzoek. Zes hogescholen hebben in samenwerking met de Vereniging Hogescholen (VH) het initiatief genomen om een scholing ‘Verantwoord Onderzoek’ te ontwikkelen. Interviews met 12 onderzoekers over praktische voorbeelden van integriteitskwesties en morele dilemma’s in hun werken waren belangrijke input voor de ontwikkeling van de basistraining en de teamtraining.

Sinds begin 2022 worden ervaren onderzoekers van diverse hogescholen getraind om de cursus te kunnen geven. Alle materialen worden beschikbaar gesteld, onder andere via de coördinator van het de training, Susan Berentsen en The Embassy of Good Science.

In dit project werden de resultaten van het BVO-project ‘Research Integrity in the Dutch Universities of Applied Sciences’ (TETRIAS) geïmplementeerd. Ook hebben de onderzoekers bestaande werkvormen van onder andere NRIN en het VIRT2UE project verwerkt in de trainingen.

Hoe hebben jullie de ontwikkeling van de trainingen aangepakt?

Susan: “Eerst hebben Fenneke Blom, met wie ik het project uitvoerde, en ik 12 interviews gehouden met onderzoekers van verschillende hogescholen. Met de resultaten daarvan hebben we gekeken welke competenties het meest nodig geacht werden en welke onderwerpen de training zou moeten behandelen. Ook hebben we gekeken naar de voorwaarden die zij belangrijk vonden. Moet de training verplicht worden, moeten verschillende disciplines bij elkaar of juist gemixt, junior en senior onderzoekers apart of bij elkaar, Engels of Nederlands, het aantal onderwerpen?

We zagen dat vooral onderwerpen als ‘datamanagement’, ‘privacy’ en ‘statistische significantie’ veel genoemd werden. Onderzoeksintegriteit is meer dan dat. We hebben ervoor gekozen om toch juist te focussen op het bewust maken van onderzoekers van onderzoeksintegriteit en de reikwijdte van dit begrip in een individueel te volgen basistraining. Want we proefden dat die bewustwording een voorwaarde is om echt met elkaar in gesprek te gaan over integriteitskwesties. In de basistraining reflecteren de cursisten met behulp van opdrachten over thema’s rondom onderzoeksintegriteit en schrijven een eigen portfolio. Een opdracht is bijvoorbeeld: ‘Kijk eens naar de Gedragscode Integriteit en dan naar je eigen onderzoek. Wat valt op, wat is wel en niet haalbaar?’ Een enkele opdracht wordt in duo’s uitgewerkt, zodat in een veilige sfeer het gesprek over onderzoeksintegriteit met elkaar kan worden aangegaan. Daarnaast stellen de cursisten persoonlijke leerdoelen op, zodat zij zelf sturing en richting kunnen geven aan de opdrachten. We hebben de basistraining met negen mensen uitgetest. Met de informatie uit die pilot hebben we de individuele training verder geoptimaliseerd.

Daarnaast werd in de interviews meermaals het belang van een onderzoekscultuur genoemd en dat je als onderzoeksteam eigenlijk gezamenlijk een training zou moeten kunnen volgen. In reactie daarop is - naast de basistraining - ook een teamtraining ontwikkeld. De teamtraining is gericht op onderzoeksteams, waarbij met diverse gespreksvormen het gesprek wordt gevoerd over integriteitskwesties en een verantwoorde onderzoekscultuur.”

Rob: “Toen we de trainingen hadden ontwikkeld, realiseerden we ons dat we eigenlijk maar twee trainers hadden, Susan en Fenneke. Maar die kunnen met z’n tweeën natuurlijk niet alle hogescholen bedienen. Dus dachten we, dan hebben we een train-de-trainer cursus nodig. Die training hebben we gegeven aan andere docenten en onderzoekers. Dat zijn senioren en mensen uit ethische commissies die interesse hebben om te kijken wat er beschikbaar is en wat we ermee kunnen doen.”

Susan: “Er zijn nu twee groepen van ongeveer 10 mensen die een train-de-trainer van de basistraining hebben gevolgd en we hebben er nog een paar in de planning staan. Ook hebben we met hen afgesproken om na een halfjaar contact te hebben om te kijken of ze de basistraining al in praktijk hebben gebracht en hoe het er nu mee gaat, wat je met de training hebt kunnen doen, zodat we ook expertise kunnen uitwisselen.”

Waarom heb jullie de training voor jonge onderzoekers ontwikkeld?

Rob: “We hebben natuurlijk de lectoraten en de onderzoeksgroepen binnen de hogescholen. Daarin zitten altijd academisch opgeleide en ervaren onderzoekers. Maar waar ik het meest acute gebrek zag aan iets op het terrein van research integrity was de groep jonge onderzoekers. Dat zijn op de hogescholen vaak onderzoekers die weinig academische onderzoekservaring hebben en die tegelijkertijd werkzaam zijn als docent. Deze groep is zich, heel begrijpelijk, weinig bewust van kwesties van integriteit. Voor mij zat daar dus de meest acute behoefte.”

Susan: “Om daarop aan te vullen, in de pilot zaten ook ervaren onderzoekers. Die deden vrijwillig mee en die vonden het heel zinnig om over onderzoeksintegriteit en de kwesties daar omheen te spreken. Voor de senior onderzoekers was het vaak inspirerend, om met elkaar over het thema onderzoeksintegriteit in gesprek te gaan, met name ook met onderzoekers uit andere onderzoekdomeinen.

Voor junior onderzoekers is het vooral bewustwording. Waar gaat het nou precies om, wat komt er allemaal bij kijken? Het is duidelijk dat je niet mag vervalsen, niet plagiëren. Maar er is ook een heel groot grijs gebied waar het gaat om de vraag ‘wat is goed onderzoek en wat een goede onderzoeker’? Juist daar zit de bewustwording voor junior onderzoekers in.”

Wat verstaan onderzoekers onder onderzoeksintegriteit?

Rob: “De onderzoekers die we hebben gesproken, hebben de neiging om research integriteit te vernauwen naar alles wat met privacy en datamanagement te maken heeft, of, als je geluk hebt, naar fraude of sloppy science (slordig onderzoek). Maar onderzoeksintegriteit omvat natuurlijk ook, wat ik de deugdbenadering noem; ‘wat maakt je tot een goede onderzoeker?’ Hoe ga je om met potentiële belangenconflicten? Dat is zeker iets waarvoor bij onderzoekers aan de hogescholen nog weinig bewustzijn is. Het speelt wel maar er wordt nog weinig openlijk over gesproken. Dat geldt ook voor vragen die onderzoekers kunnen hebben over de kwaliteit van het onderzoek, of de begeleiding door senior-onderzoekers.”

Is er verschil tussen universiteiten en hogescholen als het gaat om integriteitsdilemma’s?

“Ik heb lang gedacht dat het hbo hier anders in was dan de universiteit. Maar dat valt wel mee. Ik geloof dat ongeveer één derde van de lectoren een eigen bedrijf heeft of direct door een bedrijf of instelling betaald wordt. Maar er is ook een fors aantal door derden betaalde hoogleraren zoals bijzondere hoogleraren. Ik denk dat de aantallen elkaar niet veel ontlopen. Een verschil is misschien dat de hogescholen het voordeel hebben van de wet van de remmende voorsprong. Hogescholen zijn misschien sneller in staat om een aantal zaken te regelen omdat ze op dit terrein tamelijk blanco beginnen.”

Kunnen ook andere doelgroepen profiteren van de trainingen?

Susan: “Uit de interviews met docenten ontstond een nieuwe onderzoeksvraag, die zich richt op het verstevigen van het onderwijs over onderzoeksintegriteit bij hbo-studenten die met hun scriptie-onderzoek bezig zijn. Zo hebben studenten bijvoorbeeld dikwijls vragen over wat ze moeten doen met tegenvallende resultaten. Moet of kan ik die gewoon weggooien? Of er is een pilot gedaan in een bepaalde organisatie en de opdrachtgever rekruteert de respondenten voor de studenten Vragen van de studenten daarover zijn mooie vragen om het met studenten over te hebben.

Om de behoefte aan scholing aan studenten in kaart te brengen, heb ik onlangs een Comeniusbeurs ontvangen. En in augustus ga ik aan de slag om een werkvorm over onderzoeksintegriteit binnen studentonderwijs te implementeren. Ik ga vooral kijken naar wat aansluit bij studenten, hoe kun je dat daar bespreekbaar maken, wat is hun belevingswereld? En dan vooral met praktijk-casuïstiek werken. De handleiding zal ook docenten handvatten bieden om onderzoeksintegriteit binnen het onderwijs bespreekbaar te maken. We beginnen nu bij het scriptieonderwijs, maar je zou het thema ook kunnen doortrekken naar eerstejaars die literatuur moeten opzoeken omdat ze bijvoorbeeld een interventie in hun werk moeten kunnen onderbouwen.

Momenteel ben ik aan het kijken of ik me bij een onderzoeksgroep kan aansluiten om onderzoekservaring te delen. Er zijn allerlei lectoraten maar er is er niet een waar iemand zich specifiek met integriteit bezighoudt. Wat echt mooi zou zijn is als er op elke hogeschool een werkgroep is die zich bezighoudt met onderzoeksintegriteit. Zoals het trainen van docent- en studentonderzoekers en wetenschappelijk onderzoek uitvoert – zodat onderzoeksintegriteit continue structureel aandacht krijgt.“

Rob: “Het zou de hogescholen erg helpen als er één of twee onderzoekers op redelijke korte termijn onderzoek kunnen gaan doen naar? integriteit bij alle hogescholen. Net als de survey van het Netherlands Research Integrity Network voor universiteiten. Dat kan veel inzicht geven in de stand van zaken en een belangrijk hulpmiddel zijn om de ontwikkeling op de hogescholen verder te helpen.”

Is er draagvlak binnen de hogescholen om met onderzoeksintegriteit aan de slag te gaan?

Rob: “Wat het lastig maakt is dat je in Nederland ongeveer 12 grotere hogescholen hebt. Die voelen allemaal wel dat ze iets moeten. Je hebt daarnaast de vaak wat kleinere hogescholen, waar soms weinig onderzoek wordt gedaan. Die zijn er misschien wel mee bezig maar voelen de urgentie minder. Vanuit onze ethische commissie onderzoek van de HAN helpen we deze soms om integriteitscommissies op te richten. Maar dat gaat moeizaam. Dat kan ik me ook wel voorstellen. Je hebt dan één of twee lectoren die er wel iets mee willen en de rest heeft er naar hun idee weinig mee te maken. Ik ken ook een aantal hogescholen waar een commissie is, maar waar ze nog helemaal geen aanvragen ter beoordeling krijgen, waar het dus kennelijk niet leeft. Dus ik denk dat het beslist geen gelopen race is, zelfs niet bij de grote hogescholen.”

Susan: “Ik heb vooral positieve ervaringen. Toen we de financiering van de training nog niet helemaal rond hadden, hebben we de train-de-trainer voor de basistrainingen op aanvraag gedaan. De hogescholen die ons benaderden, waren enthousiast en wilden graag binnen hun eigen hogeschool met de training aan de slag. Hoewel dit misschien net de mensen zijn die het thema prioriteit geven, wil ik maar aangeven dat deze groep er ook is. We hebben er wel over nagedacht of een training verplicht moet worden gesteld. Maar je wilt dat het ‘van binnenuit’ komt, je wilt dat mensen zelf gemotiveerd raken om ermee aan de slag te gaan. Je wilt immers uiteindelijk vooral een cultuuromslag.”

Rob: “Mag ik er nog wat aan toevoegen? Mijn idee was destijds om een cursus te ontwikkelen voor alle hogescholen, dus niet alleen voor de HAN. In de subsidieaanvraag werkten zes andere hogescholen mee. Ik vond namelijk, dit moeten alle hogescholen gezamenlijk oppakken. Mijn hoop was dat de Vereniging Hogescholen (VH) zich er ook achter zou scharen. Dat is een beetje ijdele hoop geweest. Ze hebben wel deelgenomen aan de stuurgroep van het project, maar daar is het helaas bij gebleven. Ik hoopte dat ik samen met de VH zou kunnen zorgen voor financiering van de trainers en faciliteiten. De VH heeft immers namens de hogescholen de gedragscode ondertekend. Het is jammer dat dat niet gelukt is. Het aanbod van de training is nu afhankelijk van twee enthousiaste onderzoekers? die iets hebben ontwikkeld en soms een hogeschool enthousiast krijgen. Maar dat is niet de manier waarop ik had gedacht dat het zou moeten werken.

Ik mis ook een actieve rol van de colleges van bestuur van de hogescholen. Misschien is dit trouwens wel een verschil tussen de hogescholen en universiteiten. Bestuurders van universiteiten zijn dikwijls hoogleraar geweest of zijn het nog steeds. Die hebben ervaring met onderzoek. Bij ons hebben bestuurders een vaak andere achtergrond, met ervaring in een bepaalde sector en niet persé in onderzoek. Dat maakt het bewustwordingsproces waarschijnlijk wel anders en lastiger. Begrijpen de hbo-bestuurders bijvoorbeeld het belang van een goede onderzoekscultuur en de investeringen die je daarvoor moet doen? Mijn indruk is dat ze dat momenteel in elk geval nog te weinig laten zien. Dat is voor mij wel een groot pijnpunt.”

Susan: “Het kwetsbare van dit onderwerp is, is dat het ook niet meteen een meetbaar effect heeft. Investeringen leveren niet meteen iets meetbaars op. Het gaat uiteindelijk om kwaliteit van onderzoek en dat is even belangrijk als de makkelijker stuurbare kwantiteit.”

Wat is er in de toekomst nodig voor meer onderzoeksintegriteit op hogescholen?

Susan: “Wat ik belangrijk vind om afsluitend te vertellen is dat er heel veel behoefte blijkt te bestaan aan kennis over en trainingen in onderzoeksintegriteit. Het thema leeft en beweegt, ook al is dat per hogeschool verschillend. Mensen komen uit zichzelf naar mij of Fenneke voor de training. En tijdens de pilot hadden we ondanks de krappe deadline in een mum van tijd een club mensen die vrijwillig drie dagdelen daaraan wilden besteden. Daar was ik positief verrast over. Er is dus vraag naar training, maar we kunnen lang niet alles bieden.”

Rob: “Daar ben ik het helemaal mee eens. Susan en Fenneke hebben iets neergezet, daar is inderdaad grote behoefte aan. Maar nu? Er moet op één of andere manier een vervolg komen. En wat mij betreft bestaat dat eruit om nu ook de bestuurders mee te krijgen zodat er ook echt iets hogeschool-breed komt. Dat is voor mij nu de belangrijkste stap.”

portret Susan Berentzen
1 / 2

Wie is Susan Berentsen?

Susan Berentsen is sinds maart 2020 aangesloten bij de werkgroep TETRIAS. Als hbo-verpleegkundige heeft Susan in België gewerkt. Eerst als verpleegkundige en nadien als Clinical Trial Assistant (CTA) – naast neurologie en neurochirurgie voornamelijk op een oncologische afdeling, waar haar interesse voor onderzoeksintegriteit werd gewekt. Met het tussentijds behalen van de master in de Verpleeg- en Vroedkunde (afstudeerrichting Onderzoek) is Susan terug in Nederland gestart als docent Verpleegkunde en junior onderzoeker op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

portret Rob van de Sande
2 / 2

Wie is Rob van der Sande?

Als voormalig senior secretaris van de Raad voor Gezondheidsonderzoek bij de Gezondheidsraad (1997-2009) heeft Rob van der Sande een brede ervaring in onderzoeksbeleid en onderzoeksinnovatie. Hij is de auteur van verschillende rapporten over onderwerpen als ouderenzorg, onderzoek in de verpleegkundige zorg, traumazorg en medische technologie.
Van 2009 tot 2021 was Rob van der Sande lector Eerstelijnszorg aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Zijn expertise omvat ‘eerstelijnszorg, in het bijzonder wijkzorg’ en ‘pijn en palliatieve zorg’. Zijn onderzoek betrof o.a. nadelige effecten van e-health in de eerste lijn, dietistische zorg voor niet-westerse diabetespatiënten, het voorkomen van chronische pijn, en proactieve palliatieve zorg door wijkverpleegkundigen en huisartsen. Sinds 2017 is hij voorzitter van de Ethische Commissie Onderzoek aan de HAN.
Van der Sande is lid van de ZonMw-commissies ‘Kwaliteit van zorg’ en ‘Actieonderzoek innovatieve zorg’. Hij is ook voorzitter van Stichting Zuster Vernède, die historisch onderzoek naar verpleegkundige zorg financiert.

Meer informatie

  • Suan Berentsen heeft in 2023 SURF Research Support Champion Award ontvangen. Daarmee kan het project Tetrias opnieuw onder de aandacht.
  • ZonMw-programma Bevorderen van Verantwoorde Onderzoekspraktijken
  • Het programma past binnen het initiatief Onderzoek naar Onderzoek waarin ZonMw inzet op bestudering van de wetenschap zelf. Hierbij wordt het huidige wetenschapssysteem en -cultuur onder de loep genomen. Dit soort onderzoek is belangrijk om robuust en kwalitatief goed onderzoek te kunnen garanderen.
  • In het tijdschrift FACETS publiceerde het projectteam een artikel over de ontwikkeling van de trainingen: How to set the agenda for training in Responsible Conduct of Research? Using the target audience as a narrative guide. AUTHORS: Blom, Fenneke; Berentsen, Susan; van der Sande, Rob In FACETS (2022-)
    Met het artikel dragen de auteurs bij aan kennis op het gebied van de ontwikkeling van trainingen. Het vertalen van de input vanuit (interviews met) de doelgroep naar een training en de stapsgewijze’, een onderbouwde manier van ontwerpen en verantwoording van de keuzen komen aan bod in het artikel. De belangrijkste boodschap is: betrek de doelgroep bij deze ontwikkeling door hun behoeften in kaart te brengen.