In programma Wonen en leven in een gezonde wijk en omgeving onderzoeken elf projecten de effectiviteit van onder meer een integrale aanpak, groen in de wijk, burgerparticipatie, voeding en positieve gezondheid. Wat zijn de resultaten tot nu toe? En wat zijn hun tips en lessons learned?
Dat de directe sociale en fysieke leefomgeving en de voorzieningen daarin van grote invloed zijn op gezondheid wijzen vele studies uit. Ook factoren als opleiding en inkomen spelen een grote rol. Voor het bevorderen van gezondheid kunnen lokale partners aan vele knoppen draaien om ook de meest kwetsbaren te bereiken.
Hoe kun je die omgeving bijvoorbeeld zo aanpassen dat je gezondheid van inwoners kan bevorderen en gezondheidsachterstanden kan verkleinen? Hoe kun je de doelgroep zelf bij je project betrekken? En wat is een effectieve integrale lokale aanpak?
Veel sociaal (wijk)teams laten hun aanbod nog onvoldoende aansluiten op de initiatieven in de wijk, aldus onderzoek van Movisie. Gouda loste dit op met een nieuwe functie: de sociaal makelaar.
Binnen de drie sociale teams in Gouda zijn sociaal makelaars werkzaam. Zij verbinden vraag en aanbod in de wijk. Dat houdt in dat ze burgerinitiatieven ondersteunen en de behoeften van kwetsbare burgers afstemmen op het aanbod van zorg en welzijn in de wijken. De functie van sociaal makelaar is relatief nieuw en bleek in de praktijk waardevol.
Het project De sociaal makelaar: de link tussen zorg, welzijn en wijkinitiatief wilde met participatief actieonderzoek de sociaal makelaars ondersteunen in de verdere doorontwikkeling van hun functie. Ook is de inhoud en de toegevoegde waarde van deze nieuwe rol onderzocht. De functie van sociaal makelaar bleek ook prima geschikt voor andere gemeenten.
Het project is een samenwerking tussen Gemeente Gouda, TNO, Welzijnsorganisatie Kwadraad, GGD Hollands Midden en AWPG Noordelijk Zuid-Holland.
De sociaal makelaars waren al geruime tijd actief in het gebiedsgerichte sociaal team toen het onderzoek in 2016 van start ging. Het onderzoek volgde de praktijk, waardoor het voor alle partijen een waardevolle samenwerking was. Regelmatig bespraken sociaal makelaars en onderzoekers de voortgang van het onderzoek en het leren. Ging het nog de kant op? Zo nodig werden met elkaar aanpassingen gemaakt in het proces of de opzet.
De functie van sociaal makelaar is onderzocht met participatief actieonderzoek. Hierin staat leren van en in de praktijk centraal in een cyclisch proces van observeren, reflecteren, verbeteren en toepassen.
Onderzoekers zouden vooraf goed met de praktijkpartners moeten bespreken hoe het onderzoek ook relevante informatie kan opleveren voor de praktijk. Dat zit ‘m vaak niet alleen in de onderzoeksvragen, maar ook in de methode van onderzoek.
In het participatief actieonderzoek rond de sociaal makelaar is bijvoorbeeld het resultaat van focusgroepen vastgelegd door een visueel verslaglegger. Daardoor hadden de deelnemers na afloop een mooie praatplaat in handen, die zij zelf in hun netwerk konden delen. En in plaats van een vergadering over de werkwijze van de sociaal makelaar, is een keer een spel gemaakt waarbij onderzoekers al spelende antwoord kregen op hun onderzoeksvragen en de makelaars met elkaar in gesprek gingen over thema’s in hun werk. De ervaring van sociaal makelaar Berthie Melissen.
Mensen bereiken is de kracht en het werk van de sociaal makelaars. Zij hebben zoveel relaties en netwerken in de wijk, dat ze de juiste mensen voor het onderzoek goed konden bereiken en betrekken.
Door in de interactie met de mensen in de wijk te kiezen voor andere werkvormen in het onderzoek, bleef het ook leuk voor wijkbewoners en andere partners om deel te nemen aan de bijeenkomsten. Een aantal initiatiefnemers uit de wijk kreeg bijvoorbeeld een podium op de slotbijeenkomst. Zo konden zij zelf laten zien welke mooie buurtinitiatieven er in hun wijk leven met hulp van de sociaal makelaars.
Het onderzoek heeft veel inzichten opgeleverd in de rol die de sociaal makelaar kan hebben in het Sociaal Wijkteam en heeft een impuls gegeven aan de ontwikkeling van die rol. Als resultaat is de Handreiking Sociaal Makelaar, de verbinder tussen zorg, welzijn en wijkinitiatief ontwikkeld, een praktische handreiking voor gemeenten en professionals in het sociaal domein. De Handreiking maakt de toegevoegde waarde van de functie sociaal makelaar inzichtelijk en overdraagbaar. Hierin vind je ook veel tips uit de praktijk.
De Handreiking en communicatie over het onderzoek kreeg brede interesse bij welzijnsorganisaties en gemeenten. In Gouda zijn extra sociaal makelaars aangesteld.
Veel mensen willen gezonder eten, maar vallen toch steeds voor de verleiding van de ongezonde snack. Kun je ze helpen door op ‘snack hotspots’ gezonde alternatieve tussendoortjes aan te bieden?
De meeste mensen weten dat het belangrijk is om gezond te eten en willen dat ook graag doen. Maar ze worden in hun omgeving en onderweg voortdurend geconfronteerd met ongezonde snacks als patat, shoarma en stroopwafels, vooral mensen uit krachtwijken.
Project Food in Motion wil onderzoeken of je mensen kan helpen gezonde keuzes te maken door gezonde en smakelijke snacks aan te bieden op díe plekken waar ze gewend zijn ongezond te snacken (nudging). Door de stedelijke omgeving anders in te richten en het gezonde alternatief toegankelijker te maken, hopen ze dat gezond snacken een vanzelfsprekend onderdeel wordt van een gezonde leefstijl.
Het project Food in Motion heeft in Utrecht mensen gevolgd met GPS en een snack-app om in kaart te brengen waar en wanneer mensen gewoonlijk ongezond snacken. Het stationsgebied bleek een hotspot. Vervolgens is met inwoners aan de hand van vragenlijsten en concept mapping in focusgroepen bepaald aan welke eigenschappen een 'ideale' gezonde snack zou moeten voldoen. Op basis van de resultaten ontwikkelde een fooddesigner een prototype van zo’n ideale snack, die er qua uiterlijk en branding aantrekkelijk uitzag en voldeed aan de richtlijnen van gezonde voeding. Deze snack 'Van Taartjes', een klein groente- of fruittaartje, is gedurende drie maanden aangeboden vanuit een zelfgebouwde foodtruck voor het station van Utrecht.
Ondanks positieve evaluaties van de snack en de goede locatie viel de verkoop van de gezonde aantrekkelijke snack tegen. Die verkoop nam ook niet toe bij een lagere prijs of door de snack al dan niet als ‘gezond’ aan te bieden. Het experiment laat zien dat het aanbieden van lekkere en gezonde snacks op een hot spot waar mensen gewend zijn ongezond te snacken niet leidt tot een verandering in snackgedrag (in die zin dat treinreizigers geen gebruik maakten van de mogelijkheid om een gezonde snack te kopen bij de Van Taartjes foodtruck). Dit gegeven is opmerkelijk gezien het feit dat veel potentiële klanten hadden aangegeven een gezond alternatief op prijs te stellen.
De aanname dat een gezond alternatief aanbieden op een ‘snack hotspot’ zou leiden tot gezondere keuzes, bleek te simpel. Het onderzoeksteam geeft mogelijke verklaringen voor de tegenvallende verkoopcijfers.
Het team vermoedt dat waarschijnlijk alle bovengenoemde verklaringen met elkaar samenhangen en elkaar zelfs versterken.
Binnen het project zijn twee vervolgonderzoeken gepland die binnen de duur van het project (eind 2020) vallen: een studie naar verkoop van de snack binnen de reguliere snackoutlets op het station en een studie in Kanaleneiland naar hoe mensen met een lage SES aankijken tegen gezonde snacks. Beide studies stonden gepland voor maart – juni. Daar is nu een lelijke streep doorgezet door de coronacrisis die het onmogelijk maakt data te verzamelen. Of en hoe het weer opgepakt wordt, zal afhangen van het verloop van de crisis.
Kan een digitaal wijkportaal ouderen ondersteunen om zelfredzaam en actief te blijven in hun eigen leefomgeving? De potentie is groot, maar er valt nog veel te leren en er zijn nog veel hobbels te beslechten.
Technologie kan ouderen helpen om langer zelfstandig en actief thuis te wonen. Via een digitaal wijkplatform kunnen ouderen bijvoorbeeld informatie over buurtactiviteiten vinden, elkaar hulp vragen en bieden en nieuwe activiteiten voorstellen, zoals samen wandelen. Maar dat is ook een spannende uitdaging omdat niet alle ouderen vertrouwd zijn met internet en computers.
Binnen project Digitaal wijkplatform voor kwetsbare ouderen: haalbaarheid en impact is in 2017 samen met ouderen- en buurtorganisaties een digitaal wijkplatform ingericht voor ouderen (65-85 jaar) en hun naasten. Hoe ervaren ze zo’n platform? De respons op het platform was helaas zo laag dat gefundeerd onderzoek naar gebruik en effecten niet mogelijk was. Hierop is de onderzoeksvraag bijgesteld: waarom was de betrokkenheid van ouderen zo laag?
Samenwerkingspartners in dit project zijn GGD Zuid Limburg, Gemeente Heerlen, Senioren Vereniging Heerlen, Meandergroep Zuid Limburg, Zuyd Hogeschool en Huis voor de Zorg. Deze partijen werken in variërende samenstelling al jarenlang samen in innovaties en onderzoek naar de ondersteuning van ouderen. Ook in dit project vonden ze elkaar snel om gezamenlijk aan dit platform te gaan werken, en andere partijen erbij te betrekken zoals buurtverenigingen, welzijnsorganisaties en ICT-bedrijven.
Doel van het project was dat het platform uiteindelijk voor en door ouderen en andere buurtbewoners zelf gerund zou worden. En dat ook andere partijen, zoals gemeente en zorg- en welzijnsorganisaties, het actief zouden gebruiken voor aanbod van diensten en informatie. Dat is weliswaar vanaf de start gecommuniceerd en aangeboden, maar aan het einde bleek geen enkele partij in staat om de regie over het platform op zich te nemen. De implicaties van zo’n taak zijn bij de start misschien moeilijk te overzien en een dergelijk commitment is bij buurtverenigingen en vrijwilligers niet vooraf vast te leggen en kan averechts werken. En ook professionele organisaties waren destijds nog niet klaar voor zo’n platform. Maar meer nadruk op verwachtingen en doel bij de start maakt het gesprek erover in een later stadium makkelijker.
In coronatijden bleek dat de professionele organisaties overigens wel degelijk grote stappen konden maken in een aanbod van online diensten en eHealth-applicaties.
Uiteindelijk is het niet gelukt om dit platform echt van de grond te krijgen en is onderzocht waarom ouderen geen gebruik maakten van het wijkplatform. Daarvoor zijn vooral gesprekken gevoerd met drie groepen ouderen die al dan niet betrokken of actief waren bij de ontwikkeling en het daadwerkelijk gebruik van het digitale wijkplatform.
De doelgroep waren (oudere) buurtbewoners. Deze werden bereikt via de samenwerkende partijen.
Het projectteam werkte vanaf de start intensief samen met oudere buurtbewoners (de doelgroep) om het platform concreet vorm te geven, o.a. qua inhoud en layout. Opvallend genoeg gaf deze groep achteraf aan dat ze het niet als ‘hun’ platform beschouwden. Innovatie volgens de geldende regels ‘in co-creatie met de eindgebruiker’ vormgeven is dus geen garantie voor adoptie en daadwerkelijk gebruik ervan.
Uiteindelijk is het niet gelukt om dit platform echt van de grond te krijgen. Nader onderzoek bij verschillende groepen ouderen en vergelijkbare initiatieven in het land leerde dat toen het project in 2018 eindigde, nog diverse factoren een succesvolle implementatie in de weg stonden. Denk daarbij aan het gebruiksgemak van ‘de techniek’, onvoldoende commitment van de betrokken partijen (waaronder zorg- en welzijnsorganisaties), en onduidelijkheid over de regie en het eigenaarschap van het platform.
Vergelijkbare initiatieven liepen tegen dezelfde belemmeringen aan. Na een bijeenkomst van teamleiders zijn de do’s en don’ts in een document vastgelegd.
Het projectteam wil zeker verder gaan met onderzoek naar de mogelijkheden van digitale ondersteuning van ouderen in de eigen leefomgeving. Vooralsnog niet via een digitaal wijkportaal, maar bijvoorbeeld met nieuwe ondersteuningsconstructies waarin online en offline componenten goed geïntegreerd worden (en ‘online’ veeleer ondersteunend is).
Groen in de wijk draagt bij aan een betere gezondheid. Maar hoe moet dat groen er dan uitzien? En welke functie moet het hebben. Bewoners blijken prima zelf te weten welk groen ze goed doet.
Mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) wonen vaak in wijken met factoren die negatief uitwerken op de gezondheid, zoals een nabijgelegen drukke snelweg, frequent overkomend vliegverkeer en weinig groen. Studies laten zien dat de aanwezigheid van een aantrekkelijke, groene omgeving kan bijdragen aan een betere gezondheid.
In project Groen in de Wijk zijn de wensen en behoeften van bewoners uit buurten met een lage SES onderzocht en vergeleken met die van bewoners uit hoge SES-wijken en professionals. Hoe en waar moet de gemeente groen toepassen om gezondheidsverschillen tussen bewoners van lage en hoge SES-wijken te verkleinen?
De samenwerkende partijen waren Veiligheid en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, GGD Rotterdam Rijnmond, GGD Amsterdam, Gemeente Arnhem, RIVM, Universiteit Utrecht en Ecovrede.
De teamleden kenden elkaar vanuit de Medische Milieukunde. Het vakgebied is relatief klein, leden kennen elkaar. Het vakgebied heeft ook een werkgroepenstructuur in Nederland, waarin kennis wordt gedeeld. Samenwerken is daardoor laagdrempelig. Lokale partners waren al betrokken bij activiteiten van de gemeente.
Het onderzoek bestond uit literatuuronderzoek, interviews en focusgroepen. In drie lage SES-wijken in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem namen bewoners deel aan groepsdiscussies om een richtlijn te maken met de beste eigenschappen voor groen in de buurt.
Het onderzoek maakte gebruik van de klassieke methode van vragenlijst en van focusgroepen. Voordeel van focusgroepen is dat je in korte tijd veel informatie kunt ophalen. Ook opvallend was dat de groepen mensen stimuleren om met sprekende, innovatieve voorbeelden te komen.
Een paar aandachtspunten:
De doelgroepen binnen dit onderzoeken waren de gemeente (afdelingen Groenbeheer, beleid, sociaal domein en volksgezondheid) en de inwoners van drie wijken in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem.
Het betrekken van bewoners bleek lastig. Mensen die al geïnteresseerd zijn in groen, gezondheid en samenwerken, zijn makkelijk te bereiken. Maar lastiger wordt het met mensen die niets met gras, groen of gezond leven op hebben. En die geen belang hebben bij onderzoek naar hun wensen op dat terrein. Via wijkmanagers of sleutelfiguren wist het onderzoeksteam toch mensen uit die laatste groep te bereiken.
Dat groen bijdraagt aan positieve gezondheid wordt veel breder gedragen door inwoners dan gedacht. Groen moet worden ingepast in de ruimtelijke ordening, vooral in de buurten met lage SES. Tot rust komen, bewegen en het bevorderen van sociale cohesie zijn hier belangrijke functies volgens inwoners. Belangrijkste activiteiten in het groen voor de bewoners met hogere SES zijn meer ontspannen en bewegen; inwoners met lagere SES neigen meer naar sociale activiteiten.
Ideeën van gemeenten over het toepassen van groen komen niet altijd overeenkomen met de perceptie en wensen over groen van bewoners. Professionals vinden grootte en nabijheid van groen erg belangrijk; bewoners vinden schoonheid, onderhoud en veiligheid belangrijk. Bewoners met een lage SES leggen meer nadruk op behoefte aan rust en ontspanning, en bewoners met hogere SES willen groen meer gebruiken voor activiteiten.
De conclusie is dat de gezondheid bij zowel bewoners met een lage als een hoge SES bevorderd kan worden als bij inrichting van de buurten rekening wordt gehouden met de wensen van de bewoners. De inwoners hebben zelf goed inzicht in hoe het groen eruit zou moeten zien en waarvoor het gebruikt moet kunnen worden, om bij te dragen aan positieve gezondheid.
Artikel Mediator: Openbaar Groen dat mensen blij maakt.
GGDGHOR Netwerksymposium ‘Cool Groen’
Een integrale wijkaanpak op basis van positieve gezondheid zorgde dat bewoners van Venserpolder in beweging kwamen en een verbinding tussen professionals en bewoners tot stand kwam.
Amsterdam Zuidoost is een stadsdeel met een multi-etnische bevolking, lage sociaal economische status (ses) en veel gezondheids- en gedragsproblemen. Gezondheidsinterventies leverden weinig resultaat op, mogelijk door onvoldoende samenwerking en focus.
Project Positieve Gezondheid de wijk in! – Venserpolder Groeit en Leeft wilde onderzoeken of een integrale wijkaanpak op basis van positieve gezondheid wél succes zou hebben. Doel: het versterken van regie over de eigen gezondheid door bewoners meteen bij het project te betrekken.
In dit project werkten samen: GGD Amsterdam, Louis Bolk Instituut, Institute for Positive Health, Cliëntenbelang Amsterdam, Stichting MaDi (Maatschappelijke Dienstverlening), Stadsdeel Amsterdam Zuidoost, Wijkzorg Alliantie en Gezondheidscentrum Venserpolder.
Voorafgaand aan de start van het project waren diverse organisaties al benaderd. Een lid van het projectteam is jaren de directeur van het gezondheidscentrum in Venserpolder geweest en heeft mede daardoor een groot netwerk in de wijk. In de eerste fase van het project zijn mensen van het projectteam gesprekken gaan voeren met diverse organisaties in de wijk om het project uit te leggen en betrokkenheid te stimuleren.
Na een tijdje werd het projectteam uitgebreid met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties. Hierdoor werden de projectteamvergaderingen meer informerend van karakter en waren er aparte kernteamvergaderingen nodig om de uitvoering meer concreet te kunnen bespreken.
De voorzitter van het projectteam was iemand met een groot netwerk in de wijk, niet een onderzoeker. Dat is aan te raden om een goede vertrouwensband met bewoners op te kunnen bouwen en ook meteen het eigenaarschap in de wijk te leggen, en niet bij de onderzoekers.
De onderzoeksaanpak was participatief actieonderzoek. Op basis van de behoefte van de bewoners werd een integrale wijkaanpak opgezet. Bewoners en professionals zetten samen interventies op. Vervolgens werd een effect- en procesevaluatie uitgevoerd van de gehele integrale aanpak. Daarnaast vond effectmonitoring van twee pilots plaats. Er was tijdens het gehele project aandacht voor duurzame veranderingen en borging van resultaten.
Eerst zijn de behoeften, wensen en uitdagingen van bewoners in kaart gebracht door het afnemen van 25 interviews met wijkbewoners van verschillende culturele achtergronden. De interviews zijn gestructureerd op basis van de zes domeinen van Positieve Gezondheid. Daarnaast is er een lokaal expertteam gevormd met zes tot acht actieve bewoners die tijdens het gehele project de belangen van bewoners, hun wensen, behoeften en kracht hebben vertegenwoordigd.
Er zijn twee locatiespecifieke omgevingsscans uitgevoerd. Eenmaal met acht bewoners, en eenmaal met acht professionals en gemeenteambtenaren. Na afloop hebben alle deelnemers een vragenlijst ingevuld over de leefomgeving en de relatie met gezondheid, gebaseerd op de zes domeinen van Positieve Gezondheid.
Daarnaast is er een sociale kaart gemaakt van de wijk Venserpolder samen met onder andere de Wijkzorg Alliantie. Deze sociale kaart is opgenomen in de KOPPL zuil (interactieve digitale display) die in de lokale openbare bibliotheek is geplaatst.
Er zijn acht pilotprojecten ontwikkeld die samen de integrale wijkaanpak vormen. Bewoners konden daarvoor ook zelf ideeën aandragen. Tijdens een stakeholderbijeenkomst zijn alle acht pilots gepitcht en geadopteerd door bewoners. De bewoners en de bijbehorende pilot zijn vervolgens gekoppeld aan professionals van lokale organisaties om projectteams te vormen en de pilot van de grond te tillen. Dit proces heeft bijgedragen aan de empowerment van bewoners en heeft een aantal ervan in hun kracht weten te zetten.
De pilot waren onder meer een koffie-uur in het Gezondheidscentrum, groenworkshops voor volwassenen en kinderen, verbetering winkelaanbod, het verbeteren van de rolstoeltoegankelijkheid in de wijk en Digitaal Verbinden: de digitale kaart van formele en informele zorg in het koppelplatform.
De pilotactiviteiten waren gericht op het verbinden van bestaande activiteiten en organisaties om daarmee ook de borging te garanderen.
Tijdens projectteambijeenkomsten en bijeenkomsten met organisaties is Positieve Gezondheid gebruikt als kapstok en inspiratie tot verandering. Tijdens de Kick-off bijeenkomst heeft Machteld Huber van het Institute for Positive Health (iPH) een inleiding over PG gegeven. Daarna zijn er verschillende workshops en presentaties over PG geweest, waarvan een aantal verzorgd door iPH. Positieve Gezondheid hielp om organisaties aan te sluiten bij het project en tot een gedeelde visie te komen.
Er is een procesevaluatie uitgevoerd op basis van documentatie, observaties tijdens projectteam meetings, observaties tijdens meetings van pilots, 15 interviews met betrokken professionals en bewoners. De kernvraag was: heeft er een cultuur verandering plaatsgevonden in Venserpolder? Daarnaast is gekeken naar de facilitators en barrière voor het veranderproces.
Effecten zijn gemeten bij twee pilots (koffie-uurtje en de groen-pilot) aangevuld met aan het eind van het project een overall effectevaluatie. De overall effectevaluatie bestond uit 25 interviews met veertien bewoners en elf professionals. De hoofdonderzoeksvraag was: wat zijn de belangrijkste effecten, succesfactoren en aanbevelingen t.a.v. het project?
Doelgroep waren de bewoners van Venserpolder.
In het projectteam werden drie vrouwen betrokken die de wijk goed kennen: een met een groot netwerk op bestuurlijk niveau, een met veel verbindingen met de zorgorganisaties in de wijk en een met een groot netwerk in de buurt. Deze drie vrouwen hebben een lokaal expertteam opgezet waarin sleutelfiguren uit de wijk zitting hebben genomen. Deze sleutelfiguren hebben vervolgens hun grote netwerk ingezet en hun grote invloed op bredere groepen bewoners.
Door het project heeft de wijk een flinke boost gekregen, weten mensen elkaar beter te vinden, zijn drempels weggehaald, en is er meer verbinding tussen formele en informele zorg. Positieve Gezondheid is succesvol ingezet. Het resultaat is een handelingsperspectief met stappenplan, succesfactoren en tips voor gemeenten en professionals.
De pilotprojecten zijn voortgezet door bewoners of geïntegreerd in het aanbod van (zorg-)professionals. Twee actieve bewoners zijn in het stadsdeelbestuur gegaan.
Daarnaast is er een onderzoek uitgevoerd naar de culturele sensitiviteit van positieve gezondheid. Samen met bewoners en professionals is gekeken in hoeverre positieve gezondheid aansluit bij het wereldbeeld van mensen met verschillende culturele achtergronden. Het resultaat hiervan is een aanvulling van het positieve gezondheid-model met twee nieuwe domeinen: zelfredzaamheid en wederkerigheid.
Blauwe zorg is niet minder, maar ánders ingerichte zorg in de wijk met de echte vraag van bewoners als uitgangspunt tegen lagere kosten. De aanpak wordt getest in vier lage SES-wijken in Maastricht.
Blauwe Zorg is een van de negen proeftuinen van het ministerie van VWS gericht op het realiseren van betere zorg tegen lagere kosten. De hoofddoelstelling van de proeftuinen is zorg te optimaliseren volgens het Triple Aim principe van Berwick e.a.: een betere ervaren gezondheid van de patiënt, betere kwaliteit van zorg bij lagere of gelijke zorgkosten.
Binnen de proeftuin Blauwe Zorg, wordt een pilot uitgevoerd in vier Maastrichtse buurten met een lage sociaaleconomische status ‘Blauwe zorg in de wijk’. In de pilot Blauwe zorg in de wijk is het gedachtegoed van ‘Positieve Gezondheid’ leidend.
Blauwe zorg in de wijk wordt gefinancierd door de Gemeente Maastricht, Zorgverzekeraar VGZ en de Provincie Limburg. Het dagelijks bestuur wordt aangevuld door Zorg in Ontwikkeling (ZIO), Envida en Levanto. De GGD Zuid Limburg, Xonar, Radar en Burgerkracht zijn partijen die ook nauw zijn betrokken bij de implementatie van de pilot als ambassadeurs. Een deel van deze zorgaanbieders en financiers in de regio Maastricht- Heuvelland hebben zich in 2013 verenigd in het bestuurlijk netwerk ‘Alliantie Santé’.
Bij het participerend onderzoek van Blauwe zorg in de wijk begeef je je als onderzoeker in twee werelden. De praktijk, waar de pilot wordt uitgerold en het onderzoek, waar je de waarnemingen uit de praktijk nader analyseert en verklaart. Er is regelmatig en laagdrempelig contact binnen het onderzoeksteam om ervoor te zorgen dat het onderzoek op koers ligt en om de juiste kennis en/of expertise in te brengen wanneer nodig.
De aanpak van de pilot kent vier bouwstenen:
Onderzocht wordt wat de effecten zijn van de aanpak op de ervaren gezondheid van de inwoners van de buurten en welke verschuivingen in financiële bestedingen plaatsvinden. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar het proces; hoe komt de pilot tot stand en hoe verloopt deze? Welke stakeholders spelen een belangrijke rol en wat zijn de bevorderende en belemmerende factoren?
Het onderzoek bestaat uit een kwantitatief deel waarbij de (effecten op de) zorg en welzijnskosten, populatie gezondheid en kwaliteit van zorg worden onderzocht (door middel van vragenlijsten, data CBS, Vektis) en een kwalitatief deel dat kijkt naar het implementatieproces van Blauwe zorg in de wijk (door middel van observaties, interviews, documenten).
De effectmeting onder de inwoners van de vier interventiewijken en vier soortgelijke controlewijken heeft de ervaren gezondheid (gemeten met de vragenlijst SF-12-V2) als primaire uitkomstmaat. Secundaire uitkomstmaten zijn de veerkracht (RS-Scale), kwaliteit van leven (EQ-5D-5L) en Positieve Gezondheid (zes dimensies Positieve Gezondheid). Deze effecten zijn gemeten met een vragenlijst, die drie keer is afgenomen (2017, 2018, 2019).
Verder wordt er gekeken naar verschuivingen in de zorgkosten (ZVW), de kosten in het sociaal domein (WMO, Jeugd, Participatie) en de kosten in de Wet Langdurige Zorg.
In de procesevaluatie wordt onderzocht hoe de verschillende organisaties in de pilot samenwerken, hoe de governance structuur wordt vormgegeven en hoe Positieve Gezondheid wordt geïmplementeerd. Het Consolidated Framework for Implementation Research (CFIR) (Damschroder et al. 2011) biedt een leidraad voor de procesevaluatie.
De uitvoering van onderzoek in de praktijk vergt flexibiliteit van het onderzoeksteam. Binnen de onderzoeksaanpak moet er ruimte zijn om te anticiperen op wat er speelt in de praktijk. Dat maakt het onderzoekswerk dynamisch en uitdagend.
Het doel van de pilot is het verbeteren van de ervaren (Positieve) gezondheid van de inwoners van de vier pilotwijken. De bedoeling was om de pilot met een ‘bottom-up approach’ vorm te geven, dus vanuit de burger.
Voor het onderzoek was het ook heel belangrijk om, naast de effectmeting bij inwoners, ook de stem van inwoners goed mee te nemen. Daarvoor is een Citizen Science-project gestart. In het Citizen Science-project zijn dertien inwoners van de vier buurten opgeleid tot onderzoeker om de volgende vraag te beantwoorden: ‘wat is gezondheid voor mij en voor mijn buurt en wat kan ik doen om mijn eigen gezondheid en die van de buurt te verbeteren?’. Omdat de deelnemers van het Citizen Science-project uit de vier buurten komen, zijn ook de mensen bereikt die het onderzoeksteam waarschijnlijk zelf niet had kunnen bereiken.
De eerste lichting Citizen Scientists zijn in 2018/2019 getraind en de tweede groep is in 2019/2020 gestart. Nog steeds komt de eerste lichting ongeveer één keer in de maand bij elkaar om gezondheids- en welzijnsthema’s in de buurt aan te pakken en te bespreken.
In de vier buurten in Maastricht lopen na een eerste ontwikkelfase tien subprojecten gericht op verschillende doelgroepen en problematieken, zoals bijvoorbeeld ‘Your coach Nextdoor’ voor kinderen met overgewicht, spoedprocedures voor de WMO, trainingen positieve gezondheid van professionals en bewoners. Sommige projecten zijn opgeschaald naar heel Maastricht, zoals het project ‘gezamenlijke aanpak domeinoverstijgende gezinnen’ waarbij gezinnen met domeinoverstijgende hulpverlening (ZvW, WMO, Jeugd, Particpatie, WLZ) worden gecoacht door een onafhankelijke coach. Vanuit het perspectief van Positieve Gezondheid probeert de coach de hulpvraag van het gezin helder te krijgen.
Een van de belangrijkste resultaten van de pilot is dat de bestuurders van de deelnemende organisaties elkaar hebben gevonden en hebben geleerd samen te werken. Daardoor is Blauwe zorg in de wijk nu doorgegroeid tot ‘the next step’ waarbij de samenwerking breder wordt getrokken dan de vier interventiewijken.
Een ander belangrijk resultaat is dat het Citizen Science-project een mooie rapportage heeft opgeleverd met 40 thema’s die voor de burgers in de wijken belangrijk zijn. In gesprek met een wethouder van de gemeente Maastricht is besproken wat ervoor nodig is om burgers zelf meer zeggenschap te geven over hun eigen gezondheid en zorg.
Doel is het in gang zetten van een beweging vanuit positieve gezondheid, gekoppeld aan de aanpak ‘Blauwe zorg’, waardoor de levenskwaliteit van bewoners verbetert en gezondheidsverschillen afnemen.
De beweging is in gang gezet. De professionals van de deelnemende organisaties zijn allemaal geschoold in Positieve Gezondheid waardoor het een gezamenlijke taal is geworden. De samenwerking tussen de professionals in verschillende domeinen is verbeterd, alsmede de samenwerking tussen de bestuurders van de organisaties. De verwachting is dat deze verbetering in samenwerking is terug te zien in de ervaren kwaliteit van zorg. Resultaten van de effectmeting zullen eind 2020 beschikbaar zijn.
Hoe kan de interventie Community Wise bijdragen aan het terugdringen van gezondheidsachterstanden van bewoners met een lage SES in provincie Groningen? Een onderzoek met als doel ontwikkeling en evaluatie.
Community Wise is een straat- en buurtprogramma van twaalf weken gericht op het stimuleren van positieve gezondheid van wijkbewoners met een lage SES van 40 jaar en ouder. Focus ligt op verbeteren van fysieke vitaliteit, veerkracht en sociale vitaliteit door bewegen en zelfmanagementvaardigheden in een groep. De aanpak is gebaseerd op bestaande interventies zoals GRIP&GLANS en Sociaal Vitaal.
Project Community Wise: Stimulating, physical vitality, resilience and social vitality as components of positive health of inhabitants of neighbourhoods with low social economic status heeft als doel de interventie Community Wise te ontwikkelen en de effectiviteit ervan te onderzoeken.
Het project is een samenwerking tussen: UMC Groningen, Gemeente Groningen, Wijkbelangen Delfzijl Noord, Stichting WijzOud, Stichting Groningen Plus, Gemeente Delfzijl, WIJ-Selwerd, WIJ-Rivierenbuurt, Sport4Connect, Huis van de Sport, Hanze Hogeschool en - indirect via Stichting WijzOud - ROC van Twente, Saxion Hogeschool, Fysiotherapiepraktijk van Iersel, Beter Wonen, Woonzorg Nederland.
De projectleiders en junioronderzoeker van UMC Groningen vormen het vaste onderzoeksteam. Het projectteam wisselt deels per locatie. De inbreng van de partners is afhankelijk van de rol.
Een belangrijke voorwaarde voor het uitvoeren van lokale projecten is een goede voorbereiding. Doelgroep, projectactiviteiten, betrokkenheid van lokale partners en de tijdsplanning moeten worden afgestemd met alle relevante actoren. Dit kost veel tijd. Het is belangrijk om ook rekening te houden met veranderde behoeften van partners. Door lokale ontwikkelingen, door veranderingen binnen organisaties, of samenstellingsveranderingen binnen buurten, kan de behoefte vervallen. Door op meer locaties samenwerkingsverbanden op te zetten kan geanticipeerd worden op behoefteverval. Daarnaast is afstemming over de uitvoering en de borging belangrijk om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap waarin het project wordt uitgevoerd.
Community Wise is ontwikkeld en wordt uitgevoerd op diverse locaties, zoals krachtwijken in de stad Groningen, in gemeente Delfzijl en in Almelo. De interventie is opgebouwd uit drie met elkaar geïntegreerde elementen:
Het effect en impact van deelname aan de interventie op gezondheid, welbevinden en veerkracht wordt geëvalueerd. De evaluatie van de interventie bestaat uit vragenlijsten, fittesten, focusgroepen en interviews.
Bij het onderzoek worden actieve buurtbewoners en organisaties in de wijken en gemeenten actief betrokken. Zij helpen buurten te vinden waar Community Wise passend en welkom is. De werving van potentiële deelnemers kan per gemeenschap verschillen. Dat is afhankelijk van hoe de gemeenschap georganiseerd is en hoe hecht deze is. Werving kan door deur-aan-deur interviews, door aan te sluiten bij activiteiten, door ganggespreken, via dorpsbijeenkomsten, of door fittesten. Lokale professionals en studenten geven waar ondersteuning bij deze wervingsactiviteiten. De actieve bewoners geven input voor de interviews, op basis van inzichten in lokale activiteiten en behoefte van buurtbewoners.
Tot nu toe zijn er tien Community Wise groepen opgestart. Eén groep volgt nog in 2020. Deze was gepland in het voorjaar, maar is vanwege de coronamaatregelen uitgesteld.
Een van de doelen van Community Wise is dat de deelnemers Intervention Ownership creëren en na afloop van de interventie samen verder gaan en dingen gaan organiseren om de leefbaarheid van de gemeenschap te vergroten. In de praktijk vinden veel deelnemers het heel lastig om zelf de organisatie op zich te nemen en is begeleiding van professionals nodig.
Samen met de begeleiders van de groep (die dan een coachende rol aannemen) wordt geprobeerd om het eigenaarschap van de deelnemers zo veel mogelijk te stimuleren. Zo zijn er in Almelo en Farmsum door de groep zelf al bijeenkomsten georganiseerd na afloop van de interventie. Daarnaast zijn er groepen die willen doorgaan, maar dan wel ondersteuning willen. In overleg met de groep probeert het projectteam in zo’n geval de groep in te bedden in de activiteiten van bestaande organisaties. Kunnen lokale sport- of welzijnsorganisaties de groep bijvoorbeeld verder ondersteunen? Ook zoeken begeleiders aanvullende financiering, zodat ze zelf de groep langer kunnen begeleiden.
Integrale lokale zorg-sportinitiatieven onder de loep: wat is de impact op deelnemers? Wat zijn de werkzame elementen in praktijk en beleid? En hoe wordt een initiatief ook organisatorisch en financieel een succes?
Lokaal integraal beleid en praktijk is nodig om gezondheidsverschillen in de wijk aan te pakken en burgerparticipatie te bevorderen. Veenendaal en Arnhem hebben een integrale aanpak. Onderdeel hiervan zijn zorg-sportinitiatieven waarin bewoners van wijken met gezondheidsachterstanden begeleid worden in het gaan bewegen en blijven bewegen.
Het project Zorg-sportinitiatieven in de wijk onderzoekt de impact van zorg-sportinitiatieven op de gezondheid, kwaliteit van leven en maatschappelijke participatie van sociaal kwetsbare deelnemers. Ook willen de onderzoekers weten wat de werkzame elementen zijn van dit soort initiatieven en inzicht krijgen in hoe je deze initiatieven het beste implementeert, financiert en evalueert.
Samenwerkingspartners in het project zijn onder andere Gemeente Arnhem, de Gemeente Veenendaal, Kenniscentrum Sport, Formupgrade (Arnhem), Universiteit Wageningen, Sportservice Veenendaal, Centrum voor Bewegen (Veenendaal) en IQhealthcare (Radboud UMC). Door veranderingen in organisaties en ontwikkelingen in het onderzoek zijn in de loop van het project een aantal partners afgehaakt en anderen zijn juist aangehaakt, zoals Pharos en TU Delft.
Op basis van wat nodig is voor het onderzoek of de praktijk worden bijeenkomsten georganiseerd of wordt aangesloten bij bestaande overleggen. Aansluiten bij de praktijk en bij bestaande structuren werkt heel goed, omdat er een win-win situatie ontstaat.
In dit onderzoek worden mensen gevolgd die deelnemen aan gecombineerde leefstijlinterventies (GLIs). Bijvoorbeeld X-Fittt 2.0, ontwikkeld specifiek voor lage SES-deelnemers met overgewicht. Het onderzoek richt zich op het verzamelen van zoveel mogelijk lange termijndata (2 jaar) voor de deelnemers aan X-Fittt 2.0 en de andere GLI’s.
Daarnaast wordt aan de hand van gesprekken met beleidsmakers, professionals, zorgverzekeraars en burgers in Arnhem en Veenendaal onderzocht wat het maatschappelijk draagvlak is voor initiatieven die gezond gewicht stimuleren bij mensen met een lage SES. En welke financieringsmethoden geschikt zijn voor zorg-sportinitiatieven voor mensen met een lage SES en waar professionals de voorkeur aan geven.
In dit onderzoek bestaat de doelgroep uit mensen met een lage SES die meedoen aan gecombineerde leefstijlinterventies (GLIs). Het bereiken van deze deelnemers gaat vooral via de leefstijlcoaches die de zorg-sportinitiatieven uitvoeren.
De deelname aan de verschillende onderzoeksactiviteiten blijkt het hoogst als de potentiële deelnemer wordt benaderd tijdens of aansluitend op de gesprekken die de deelnemer met de leefstijlcoach heeft. Denk daarbij aan lichaamsmetingen, vragenlijsten afnemen, interviews of focus(groeps)gesprekken houden.
In Arnhem worden X=Fittt 2.0 groepen georganiseerd in samenwerking met een sportaanbieder, de gemeente en een zorgverzekeraar. Het plan was dat X-Fittt 2.0, in samenwerking met de zorgverzekeraar, ook in andere gemeenten zou worden geïmplementeerd. De andere gemeenten kiezen echter voor een GLI die erkend is en in het basispakket van verzekeringen vergoed worden. Deze groepen worden ook meegenomen in het onderzoek. Het duurde helaas lang voordat de groepen van start gingen, waardoor het onderzoek vertraging heeft opgelopen.
Inzicht in de impact van gecombineerde leefstijlinterventies (GLIs), zoals X-Fittt 2.0, op gezondheid, kwaliteit van leven en maatschappelijke participatie van sociaal kwetsbare bewoners. Plus inzicht in wat de werkzame elementen dit soort interventies zijn en inzicht krijgen in hoe deze het beste geïmplementeerd, gefaciliteerd, gefinancierd en geëvalueerd kunnen worden.
In kwetsbare buurten is de sociale dynamiek van grote invloed op veerkracht en gezondheid van de bewoners. Hoe kunnen bewoners daar zelf samen met gemeente en professionals de regie in nemen?
Verbetering van gezondheid en veerkracht in lage-inkomenswijken komen alleen tot stand als bewoners zelf de regie over hun leven kunnen voeren en zich met anderen eigenaar van hun wijk kunnen voelen. De dynamiek in de sociale omgeving speelt daarin een belangrijke rol. Samenwerking tussen burgers, gemeente en professionals is cruciaal om een wijk te versterken.
Project Gezondheid “publiek maken” wil inzicht krijgen in de dynamiek van burgerparticipatie, sociale veerkracht en positieve gezondheid. Hoe kunnen burgers zelf gezondheid en sociale veerkracht in hun buurt bevorderen, hoe kunnen ze samenwerken met gemeente en professionals en hoe kunnen de schotten tussen instanties worden doorbroken?
Het onderzoeksteam bestaat uit Universiteit Maastricht, Trajekt (bv Vreedzame Wijk Malberg), Gemeente Maastricht en Buurtnetwerken, CNME, en sinds kort, de Stichting SamenGroener NoordWest Maastricht (bewoners).
De samenwerking is niet administratief ingericht, maar doelgericht, organisch en informeel. Samenwerking loopt zoveel mogelijk via korte lijnen. Het team probeert relatief weinig te vergaderen, maakt geen notulen – alleen besluitenlijsten met afspraken en aandachtspunten die worden gedeeld via de email of whatsapp. Er is wel vaak contact, meestal op locatie – in het buurthuis, in het park of bij een bewoner thuis. Iedereen heeft inbreng, alle inbreng wordt gewaardeerd, en het basisidee is dat samenwerking leuk moet zijn voor alle partijen.
In veel wijken lopen zoveel projecten - allemaal tijdelijk, steeds wisselende mensen, ieder voor het eigen doel - dat bewoners door bomen het bos niet zien. Het is dus belangrijk zo min mogelijk een ‘’project’’ te zijn, maar juist betrouwbaar en duurzaam aanwezig te zijn. Het academisch leven en het gemeentelijke veld van de burgerparticipatie zijn sterk ‘geprojectificeerd’, maar sociaal leven in een buurt is dat niet. Kunst is dus om je zelf niet als ‘’project’’ te manifesteren, maar activiteiten in te bedden in lopende processen, gebruik te maken van nieuwe kansen die zich aandienen (bijvoorbeeld in gemeentelijk beleid), en organisch op treinen te springen die voorbijkomen. Het is belangrijk een gezicht te hebben en een balans te vinden tussen formele en informele omgangsvormen, veel ruimte bieden maar niet procedureel zijn.
Doelgroepen zijn bewoners van lage-inkomenswijken. Voor het onderzoek is gekozen voor drie wijken in Maastricht-Noordwest. De doelgroep werd bereikt door veel aanwezig te zijn in de wijk. De burgers werden betrokken met nieuwe participatieve kennispraktijken en experimenten (zie onderzoeksaanpak).
Verbinding ontstaat door betrekkelijk hands-on te werken als dat nodig is (folders rondbrengen, wilgen snoeien) en de verbetering van de wijk als een reflexieve exercitie te zien. Iedereen wil resultaat (bijvoorbeeld nieuwe bomen in het park) maar iedereen wil ook geïnspireerd worden. Gesprekken gaan bijvoorbeeld ook over de post-coronamaatschappij of het belang van kunst en cultuur. Als actieve bewoners bezig zijn met de herinrichting van het park, delen ze in de vakantiefoto’s inspirerende parkachtige omgevingen. Dit laat zien dat het werken aan concrete doelen zoals bijvoorbeeld het veranderen van a-sociaal groen in sociaal groen ingebed is in bredere conversaties over het goede leven.
In de aanpak zijn theoretische perspectieven uit het wetenschapsonderzoek (wat is kennis), de stadsociologie (wat is een stad) en politieke filosofie (wat is publiek) gecombineerd met een etnografisch en participatieve methode. Op basis van deze perspectieven is veel aandacht gegeven aan (micro) publieke plekken in de buurten, die belangrijk zijn voor ontmoetingen, ervaringen van veiligheid, uitwisseling van ervaringen, informele hulp en steun. De methode houdt in dat de onderzoekers veel aanwezig zijn in de wijk om te observeren en om ervaringen op te tekenen. Bewoners geven feedback op de verslagen en helpen om interpretaties aan te scherpen.
Het onderzoek is actieonderzoek omdat de onderzoekers in Maastricht-Noordwest participatieve kennispraktijken ontwikkeld hebben: ze hebben de Universiteit met de Buurt gelanceerd (UmdB), als een urban health living lab. Daarin is geëxperimenteerd met verschillende publieke werkvormen, zoals interactieve Manjefiek-colleges, workshops, filosofiecafé, UmdB-raad, de werkgroep SociaalGroen, werkgroep Zorgzaam Winkelcentrum. Via deze werkvormen worden nieuwe publieke plekken gemaakt: het park wordt getransformeerd van ‘’asociaal groen’’ tot ’’sociaal groen’’. Er zijn data verzameld over wat bewoners verstaan onder een gezonde en veerkrachtige buurt en leefomgeving, burgerparticipatie en intersectoraal werken, en het tot stand komen van ‘gezonde publieken’ in achterstandsbuurten.
Verandering ontstaat door lange termijn betrokkenheid met de mogelijkheid van kleinere concrete resultaten tussendoor (‘quick wins’): die bieden erkenning, laten bewoners ervaren dat participatie uitmaakt, en bieden hoop. Door participatie van bewoners wordt het park aangepakt: er zijn 46 nieuwe bomen geplant, bollen en wilde bloemen gezaaid, de plaatsing van natuurspeelelementen en meubilair wordt voorzien in zomer 2020, er lopen gesprekken met de gemeente over een klein paviljoen/theetuin in het park, bewoners hebben de gebrekkige bereikbaarheid voor de ambulance aangekaart en draait het filosofiecafé al twee jaar. Dit zijn voorbeelden van kleine acties die veel betekenen voor mensen, en die beweging creëren in een buurt waar mensen zich vaak ongezien voelen door instituties.
De bewoners die met de Universiteit met de Buurt mee zijn gaan werken in de Werkgroep SociaalGroen, hebben zich in maart 2020 verenigd in de Stichting SamenGroener NoordWest Maastricht. Ze zetten als stichting het overleg met de gemeente voort over de inrichting van het park, en vragen nu als stichting bijvoorbeeld subsidies voor natuurspeelelementen in het park.
De focus op achterstandswijken suggereert dat problemen daar het beste aangepakt kunnen worden. Dat is maar ten dele juist. Deze problemen hebben namelijk alles te maken met de dynamiek in een stad. Omdat het centrum van de stad veel geld en aandacht krijgt, krijgen achterstandswijken dat niet. En terwijl achterstandsbuurten te maken hebben met ‘ingewikkelde’ relaties met nieuwe bewoners, krijgen de bemiddelde wijken zonder veel sociale huurwoningen dat niet. De ervaring van bewoners in achterstandswijken dat het de stad onverschillig laat, wat er met hen gebeurt, is deels terecht. Een van de doelen van het project is de verbinding van wijken met de rest van de stad te stimuleren: hoe meer de wijk gekend wordt, hoe meer aandacht ze zal krijgen van beleidsmakers.
Hoe kun je voorkomen dat peuters overgewicht krijgen en een gezonde leefstijl ontwikkelen? SuperFIT wil het spelenderwijs doen via de peuteropvang en door coaching van de ouders.
Kinderen in wijken met inwoners met een gemiddeld lagere sociaaleconomische status (SES) hebben vaak een grotere kans op overgewicht en vertonen ongezonder gedrag dan kinderen uit andere wijken. Deze verschillen zijn al op zeer jonge leeftijd zichtbaar. Momenteel is er echter weinig aandacht voor het voorkómen van overgewicht bij peuters uit lage SES-wijken.
Het project Healthy families in a healthy system onderzoekt het effect van de interventie-aanpak SuperFIT in twaalf peuteropvanglocaties in de gemeente Sittard-Geleen. Peuters, ouders en pedagogisch medewerkers besteden spelenderwijs aandacht aan gezonde voeding, meer bewegen en het maken van gezonde keuzes, zowel thuis als bij het peutercentrum.
De samenwerkingspartners zijn Universiteit Maastricht, Ecsplore (sport- en beweegaanbieder), Stichting Spelenderwijs (peuteropvangorganisatie), GGD Zuid-Limburg, en Gemeente Sittard-Geleen.
De samenwerking is tot stand gekomen door een overleg vanuit een eerdere samenwerking tussen Universiteit Maastricht en Spelenderwijs. Er ontstond een gezamenlijke behoefte om iets aan voeding en beweging te doen op de peuterspeelzalen. Vervolgens is partner Ecsplore erbij gevraagd.
De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van alle partners en komt gemiddeld een keer per jaar samen. De kerngroep bestaat uit de Universiteit Maastricht, Ecsplore en Spelenderwijk en komt minimaal eens per twee weken samen.
Twaalf peuteropvang locaties in Sittard-Geleen doen mee met de interventie SuperFIT. Deze bestaat uit een peuteropvangcomponent, een gezinscomponent en een wijkcomponent:
Op alle peuteropvang wordt alleen nog water geschonken aan de kinderen. Kinderen hebben dankzij de gratis groente- en fruitlevering veel nieuwe soorten groente en fruit geproefd, zoals radijzen, papaja, passievrucht en groentechips.
De effecten zijn gemeten in drie periodes: januari-juli 2017, november-december 2017 en mei-juni 2018. Gekeken is naar het effect van alleen interventie op de peuteropvang en het effect van de gecombineerde interventie peuteropvang en thuis.
De doelgroep van peuters en hun gezinnen wordt bereikt via de peuteropvang, de thuissetting en de wijk. In totaal doen 196 kinderen mee aan het algemene evaluatieonderzoek, en 38 gezinnen doen mee aan een uitgebreider onderzoek. Ongeveer 435 peuters zijn bereikt met SuperFIT.
Op de opvang worden geen suikerhoudende dranken meer gedronken. Ook ruimen de pedagogisch medewerkers meer tijd in voor actieve groepsactiviteiten en buiten spelen, en minder voor zittende activiteiten. Gedurende de hele dag, dus ook thuis, drinken kinderen significant minder zoete dranken. Ook zijn kinderen actiever en zitten ze minder in vergelijking tot de controlegroep. (Al was de vergelijking met de controlegroep niet helemaal goed te maken door veranderingen in de controleregio).
Kinderen werden vooral bereikt met de ‘peuteropvangcomponent ’, maar de combinatie opvang/thuis lijkt effectiever.
De onderzoekers vatten de resultaten tot nu toe zelf samen als: een eerste aanwijzing voor verandering, want er gebeurt van alles. Maar dat leidt nog niet altijd meteen tot gedragsverandering bij kinderen. De verwachting is dat die verandering tijd nodig heeft.
Het onderzoeksteam wil de oudercomponent doorontwikkelen waarbij het op zoek gaat naar aanvullende activiteiten en/of materialen die aansluiten bij de behoeftes van gezinnen. Daarnaast gaan ze bekijken hoe ze ouders van jonge kinderen nog beter kunnen bereiken.
Interventie-eigenaar Ecsplore werkt aan de uitrol van SuperFIT in een aantal andere gemeenten en er staan nog nieuwe gemeenten op de planning.
Er wordt gewerkt SuperFIT interventie in Loketgezondleven.nl van RIVM als erkende interventie.
Hoe kun je inwoners succesvol betrekken bij initiatieven om (positieve) gezondheid in hun wijk of regio te verbeteren en gezondheidsverschillen te verkleinen? Doel is meer kennis en praktische handvatten voor beleid.
Om de zorg betaalbaar te houden, is het belangrijk om de gezondheid van de bevolking te verbeteren en de gezondheidsverschillen tussen mensen met een hoge en lage opleiding te verkleinen. Voor succes is de betrokkenheid en input van inwoners zelf essentieel. Maar hoe kun je inwoners het beste betrekken?
Project SUCCESS (StUdying Conditions, output, and impact of Community engagement Strategies in Six Dutch regions) wil meer inzicht in hoe je inwoners succesvol kunt betrekken bij het plannen en implementeren van zorgbeleid, zorgverlening en het verbeteren van de (positieve) gezondheid in hun eigen wijk of regio. Ook wil het de zes betrokken regio’s praktische handvatten bieden voor succesvolle inwonerparticipatie.
In dit project werken RIVM en regiopartners, zoals gemeenten, inwonerinitiatieven, zorgcoöperaties, inwonervertegenwoordigers, kennisinstituten, en GGD’en samen. Aan het begin van het project is een Platform met vertegenwoordigers van de zes betrokken regio’s opgericht om betrokken inwoners en professionals aan elkaar te verbinden, informatiebehoeften op te halen en om tussentijdse resultaten terug te koppelen en te checken.
Ieder jaar is het project aangesloten bij de (nieuwe) vragen en informatiebehoeften van de betrokken regiopartners. Door middel van telefonische overleggen, platformbijeenkomsten, workshops en verslagen zijn tussentijdse resultaten teruggekoppeld. Op deze manier is geprobeerd de partners te ondersteunen in de doorontwikkeling van de inwonerparticipatie-projecten en -initiatieven.
Het project is gebaseerd op een participatieve actiegerichte aanpak om er voor te zorgen dat het aansluit op de behoeften van regiopartners zelf. Daarnaast wordt de realist evaluation-methode gebruikt om inzicht te verkrijgen in wat werkt voor wie, wanneer, hoe en waarom. Hierdoor kan er een diepere analyse plaatsvinden en inzichten verkregen worden in waarom inwoners en professionals wel, of niet, betrokken willen zijn in inwonerparticipatie-projecten.
SUCCESS sluit zich aan bij de (informatie)behoeften van de betrokken regio’s. Op dit moment richt het project zich op de vraag hoe moeilijk bereikbare groepen, zoals mensen met (langdurige) werkeloosheid en/of schulden, succesvol ondersteund en meegenomen kunnen worden in inwonerparticipatie-projecten en -initiatieven. Daarvoor wil het onderzoeksteam mensen uit de doelgroep en de professionals en inwonerinitiatieven die hen direct ondersteunen interviewen.
Daarnaast houdt het team momenteel een tweede dataverzameling-ronde waarin regiopartners, zoals beleidsmedewerkers, inwoners, GGD’en, zorgcoöperaties, zorginstellingen) worden geïnterviewd om in kaart te brengen hoe inwonerparticipatie-projecten en -initiatieven de afgelopen drie jaar ontwikkeld zijn en of de ambities en verwachtingen zijn aangepast. Vanwege de coronacrisis vinden de interviews via video meetings plaats en kunnen inwonerparticipatie-activiteiten helaas niet geobserveerd worden.
De doelgroep bestaat uit gemeenten (bijvoorbeeld beleidsmedewerkers, wethouders), zorginstellingen (zorgverleners en ondersteuners), inwoners en inwonervertegenwoordigers.
Het betrekken van de doelgroep ging over het algemeen goed doordat de projectaanpak flexibel was en zoveel mogelijk is aangehaakt op de informatiebehoeften van de doelgroep zelf. Ook heeft het team tussentijdse resultaten op interactieve manier teruggekoppeld om regiopartners te ondersteunen in het (door)ontwikkelen van hun projecten.
Daarnaast gebruikte het team het Platform met vertegenwoordigers van de zes betrokken regio’s om informatiebehoeften op te halen en resultaten terug te koppelen en te checken. Het Platform is ook benut voor de werving van onderzoekparticipanten.
De enige doelgroep die het team nog steeds hoopt te betrekken zijn de moeilijk bereikbare inwoners, met name mensen met een afstand op de arbeidsmarkt en/of schulden. Omdat de regiopartners en de Platform-leden zelf nog geen duidelijke ingangen bij deze doelgroep hadden, duurde het langer om deze mensen te betrekken. Daarnaast heeft de coronacrisis het moeilijker gemaakt om mensen face-to-face te werven.
Aan de hand van een internationaal literatuuronderzoek zijn leidende principes ontwikkeld voor het succesvol vormgeven van inwonerparticipatie-projecten (De Weger et al 2018):
Daarna zijn door middel van interviews en observaties inzichten opgedaan in hoe inwonerparticipatie en de leidende principes in de zes regio’s in de praktijk zijn ontwikkeld (De Weger et al 2020):
Behalve de gepubliceerde wetenschappelijke artikelen: De Weger et al 2018; De Weger et al 2020, zijn er al twee papers ingediend. Een van de papers omschrijft hoe inwoners betrokken willen zijn bij het ontwikkelen van integraal gezondheidsbeleid en de andere paper is een debate paper over de realist evaluation-methode.
Het team heeft de intentie nog twee wetenschappelijke papers te publiceren.
Voor de eerste paper is het team momenteel bezig met het interviewen van alle regiopartners om inzicht te krijgen in hoe de projecten de afgelopen drie jaar zijn ontwikkeld en hoe ambities en verwachtingen rondom inwonerparticipatie zijn aangepast. Deze resultaten worden verwerkt in een wetenschappelijk artikel.
Voor de tweede paper is het plan om interviews te houden met inwoners met een afstand tot de arbeidsmarkt en/of schulden en met professionals die hen direct ondersteunen bieden. Daarmee wil het team inzicht krijgen in hoe moeilijk bereikbare inwoners ondersteund, bereikt en betrokken willen zijn.
De projecten op deze pagina komen uit het programma ‘Wonen en leven in een gezonde wijk en omgeving’.
Een structurele, integrale wijk- of gebiedsgerichte aanpak is een uitstekend startpunt om de gezondheid van mensen te verbeteren. De gezondheid van burgers wordt immers beïnvloed door veel factoren waarop binnen allerlei lokale sectoren beleid wordt ontwikkeld. Andersom beïnvloedt de gezondheid van burgers (en dus ook het gezondheidsbeleid) het succes van beleid op allerlei andere terreinen, zoals arbeid, onderwijs, participatie en financiën.
Naast de (tussentijdse) resultaten op het gebied van ‘Wonen en leven in een gezonde wijk en omgeving’, lees je in deze publicatie ook over de sociaal economische gezondheidsverschillen, preventief gemeentebeleid en leefomgeving en gezondheid.
Preventieonderzoek zorgt voor kennis over de gezonde wijk en omgeving. En dat deze zijn weg vindt in de praktijk, zodat alle burgers er wat aan hebben. Dit doen we samen met onderzoekers, beleidsmakers, onderwijsinstellingen, gemeenten en professionals en met burgers zelf.