Professionals werkzaam in preventie, medische zorg en veiligheidszorg hebben te weinig kennis op het gebied van vrouwelijke genitale verminking (VGV). Ook kennen zij relevante samenwerkingspartners onvoldoende. Een grotere inzet van sleutelpersonen en ervaringsdeskundigen uit de gemeenschap kan helpen om de preventie en toegeleiding naar zorg van VGV te verbeteren, concludeert onderzoeker Vina Slev van de GGD Amsterdam.

Met subsidie uit het ZonMw-programma Geweld hoort nergens thuis voerde Slev onderzoek uit naar de praktische uitvoering van het beleid rond VGV. Samen met haar onderzoeksteam deed zij dit in de GGD-regio’s Amsterdam-Amstelland en Gelderland-Zuid. Zelf is zij onderzoeker forensische geneeskunde bij de Amsterdamse GGD.

VGV kan leiden tot lichamelijke, psychische en/of seksuele klachten

VGV is een (bij wet verboden) ingreep aan de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen zonder medische noodzaak. Meestal vindt deze ingreep plaats bij meisjes tussen de leeftijd van 0 en 15 jaar. Er worden 4 vormen van VGV onderscheiden, oplopend in ernst van de ingreep (zie slide 4 in onderstaand kader). Op 1 januari 2018 wonen in Nederland bijna 41.000 vrouwen die besneden zijn.
Meisjes of vrouwen die besneden zijn, kunnen lichamelijke, psychische en/of seksuele klachten hebben. Krijgen zij de hulp en zorg die zij nodig hebben? Hebben professionals en organisaties voldoende kennis? Weten ze elkaar te vinden?

VGV is in Nederland wettelijk verboden

Vrouwelijke genitale verminking (VGV) is de letterlijke vertaling van de term die de WHO voor meisjesbesnijdenis gebruikt: Female Genitale Mutilation. VGV is een ingreep aan de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen zonder medische noodzaak. In Nederland is dit verboden. Zo’n 82% van de besneden vrouwen in Nederland is afkomstig uit Somalië, Egypte, Ethiopië, Soedan en Eritrea en Koerdische Autonome regio in Irak.
Een belangrijke rol in de Nederlandse aanpak van VGV spelen de zogeheten sleutelpersonen VGV. Dit zijn vrouwen die getraind zijn in het voorlichten van mensen uit genoemde risicolanden, bijvoorbeeld via huisbezoeken, huiskamergesprekken en groepsvoorlichtingen. Zij hebben toegang tot de gemeenschappen waarin VGV voorkomt en vormen in Nederland een belangrijke brugfunctie tussen migranten en professionals.

4200 meisjes in Nederland lopen het risico besneden te worden

Op 1 januari 2018 woonden in Nederland bijna 41.000 vrouwen die besneden zijn. Naar schatting lopen 4.200 meisjes de komende 20 jaar risico op besnijdenis als de preventieve maatregelen hen niet bereiken. Er worden 4 vormen van VGV onderscheiden, oplopend in ernst van de ingreep (slide naar links). De besnijdenis gebeurt meestal onder sociale druk van de familie en vindt plaats tijdens een bezoek aan het thuisland van de familie. VGV is een onderwerp waar vrouwen, mannen, meisjes en ook hulpverleners moeilijk over praten. Er is vaak schaamte, angst en ook (handelings-)verlegenheid.

Vrouwelijke genitale verminking of meisjesbesnijdenis

Vrouwelijke genitale verminking is de letterlijke vertaling van de term die de WHO voor meisjesbesnijdenis gebruikt: Female Genitale Mutilation (FGM). De Nederlandse overheid verwerpt de term meisjesbesnijdenis, omdat zij net als de WHO van mening is dat het gaat om verminking. Daarom spreken we in Nederland in alle officiële stukken voor beleidsmakers, beleidsuitvoerders en intermediaire zorgverleners over vrouwelijke genitale verminking.
In de praktijk wordt professionals aangeraden om in direct contact met mensen uit de risicogemeenschappen te spreken over meisjesbesnijdenis, omdat dit een niet-veroordelende term is.
VGV wordt internationaal beschouwd als een schending van de mensenrechten. Het karakteriseert diepgewortelde ongelijkheid tussen de seksen, en het is een extreme vorm van discriminatie tegenover vrouwen. Het wordt veelal uitgevoerd bij minderjarigen en daarom is het eveneens een schending van de kinderrechten.

4 vormen van VGV

De World Health Organization definieert 4 verschillende vormen van VGV, die internationaal ook worden erkend. Deze vormen worden afhankelijk van de etnische groep en regio op diverse wijzen toegepast. De meest ingrijpende vorm is type 3. Deze vorm zorgt doorgaans voor de meeste gezondheidsklachten.
Type 1
Gedeeltelijke of totale verwijdering van het zichtbare deel van de clitoris of alleen de huidplooi rond de clitoris (clitoridectomie).
Type 2
Gedeeltelijke of totale verwijdering van het zichtbare deel van de clitoris en de kleine schaamlippen, met of zonder verwijdering van de grote schaamlippen (excisie).
Type 3
Vernauwen van de vaginale opening door het wegsnijden en aan elkaar maken van de kleine en/of grote schaamlippen, met of zonder verwijdering van het zichtbare deel van de clitoris (infibulatie).
Type 4
Alle andere schadelijke handelingen aan de vrouwelijke geslachtsorganen zonder medische noodzaak, zoals prikken, piercen, kerven, schrapen en dichtschroeien.

Professionals weten de bestaande kennis onvoldoende te vinden

Een belangrijke uitkomst van dit onderzoek is dat er in Nederland al relatief veel kennis en expertise is, maar dat deze nog te weinig ‘gevonden’ wordt. Zo zijn er brochures en filmpjes over VGV voor meisjes en vrouwen, e-learnings voor hulpverleners, een leidraad medische zorg voor (medische) zorgverleners en een handelingsprotocol vrouwelijke genitale verminking bij minderjarigen voor Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en Politie. VGV komt ook voor in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Veel professionals en instellingen weten deze bronnen echter onvoldoende te vinden. Minstens zo belangrijk is dat professionals vaak over onvoldoende vaardigheden beschikken om met de betreffende vrouwen en/of mannen over dit onderwerp te spreken.

Ketenaanpak VGV: een lange keten

Met het woord professionals doelt Slev op hulpverleners van een groot aantal instellingen. In 2010 is in Nederland de zogeheten ketenaanpak VGV geïmplementeerd; in het geval van VGV is dit een lange keten (zie onderstaande kader). De GGD speelt bij VGV een rol op het gebied van preventie (jeugdgezondheidszorg), zorg (door onder andere een nazorgspreekuur) en veiligheid (Veilig Thuis bij GGD Amsterdam Amstelland). Bij dit nazorgspreekuur werken gespecialiseerde verpleegkundigen die vrouwen kunnen adviseren.

Focusgroepen voor professionals, vrouwen en mannen

‘Het idee voor dit onderzoek ontstond toen ik een keer met deze verpleegkundigen sprak’, vertelt Slev. ‘Ik was onder de indruk hoeveel organisaties bij de aanpak van VGV betrokken zijn. Een belangrijke rol is weggelegd voor zogeheten sleutelpersonen, dat zijn vrouwen en mannen die een brug vormen tussen migranten en professionals.’
Om de ‘werking’ van deze ketenaanpak te onderzoeken, deden de (actie)onderzoekers onder andere casus- en vragenlijstonderzoek. Ook organiseerden zij focusgroepen voor vrouwen en mannen uit risicogemeenschappen. Naar de rol van mannen bij VGV is nog nauwelijks onderzoek gedaan.

Je weet niet wie ‘voor’ is en wie ‘tegen’

Zahra Naleie, belangrijk adviseur van de overheid op het gebied van VGV en lid van het projectteam van het onderzoek, wierf de actieonderzoekers voor deze focusgroepen. Ook hielp zij bij de organisatie en werving van deelnemers voor de focusgroepen. Deze groepen waren steeds divers samengesteld, dat wil zeggen met verschillen naar leeftijd, herkomstland, gezinssamenstelling en, zogezegd, ervaring of bekendheid met VGV.
Hieruit bleek onder andere dat het voor vrouwen uit risicogemeenschappen moeilijk kan zijn om met elkaar over besnijdenis te praten’, licht Naleie toe. ‘Je weet namelijk niet wie ‘voor’ is en wie ‘tegen’. Ook is er angst dat er geroddeld wordt.’

Vrouwen willen graag dat VGV besproken wordt

Tegelijkertijd blijkt uit het onderzoek dat (besneden) vrouwen het vaak op prijs stellen als een professional dit onderwerp aankaart, vertelt Vina Slev. ‘Uit zichzelf vinden zij het moeilijk om erover te beginnen, dan is het fijn als een hulpverlener dit onderwerp wel benoemt. Een andere reden waarom professionals VGV bespreekbaar moeten maken, is dat besneden vrouwen soms niet beseffen dat hun klachten met VGV te maken kunnen hebben.’

Handelingsverlegenheid bij professionals

Op hun beurt vrezen sommige professionals dat zo’n gesprek de relatie met hun patiënt kan schaden, blijkt uit het onderzoek. Toch adviseert Zahra Naleie aan zorgverleners om hier wél zelf over te beginnen. ‘Ik weet dat handelingsverlegenheid een rol speelt, maar ik laat dat woord ‘handelings’ ook wel eens weg. Waaróm zijn professionals verlegen? Het hoort toch bij hun taak om hierover te kunnen praten? In opleidingen en bij- en nascholingen moet meer aandacht worden besteed aan hoe je dit kunt doen.’

Weinig geld voor de inzet van sleutelpersonen

Omgekeerd helpt het natuurlijk ook als mensen uit risicogemeenschappen weten dat (bijvoorbeeld) huisartsen weinig tijd hebben, erkent Naleie. Tijd en geld zijn belangrijke belemmeringen om VGV meer bespreekbaar te maken. Zo kunnen huisartsen in een consult van 10 minuten moeilijk over meisjesbesnijdenis beginnen, als een vrouw zich meldt met een klacht die niet aan VGV gerelateerd is. Dat zijn ook redenen die verklaren waarom het onderwerp niet altijd besproken wordt, laat het onderzoek zien.
Ook is er vaak weinig tot geen geld om de inzet van sleutelpersonen structureel te vergoeden. Naleie: ‘Wij maken het regelmatig mee dat sleutelpersonen geen reiskosten- en/of vrijwilligersvergoeding krijgen. We horen steeds dat we zo belangrijk zijn, maar in de praktijk is dit vaak lippendienst.’

Gezamenlijke bij- en nascholingen over VGV

Aan het eind van het project organiseerden de (actie)onderzoekers en het projectteam een slotbijeenkomst voor professionals uit de regio’s Amsterdam-Amstelland en Gelderland-Zuid. Allen zijn werkzaam in de praktijk van preventie, medische (na)zorg, veiligheidszorg of wetshandhaving. Gezamenlijk zijn hier 3 prioriteiten voor verbeteringen benoemd: structurele borging en erkenning van de inzet van sleutelpersonen, meer kennis over VGV bij alle ketenpartners en VGV meer bespreekbaar maken. Vina Slev: ‘Bij opleidingen en na- en bijscholingen zou het goed zijn om deze voor verschillende disciplines tegelijk te organiseren. Zo leer je elkaar op een natuurlijke manier kennen. Dit bleek ook een meerwaarde van de slotbijeenkomst te zijn.’

Klein beginnen kan een groot verschil maken

Bij het realiseren van de aanbevelingen denkt Slev dat er al veel winst te behalen is door klein te beginnen. ‘Vaak lijken verbeterprojecten alleen een succes als er iets groots geïmplementeerd wordt. Ik vind dat een misvatting.’
Ze geeft meteen een voorbeeld. Bij een netwerkbijeenkomst in Amsterdam besprak zij een actiepunt dat tijdens de slotbijeenkomst was opgesteld, namelijk een sociale kaart VGV voor de wijk. Dit naast Sociale Kaart Preventie VGV Amsterdam en de routekaart voor huisartsen in Amsterdam. Een hulpverlener wees er toen op dat zij al eens op de algemene sociale kaart naar VGV gezocht had, maar niets kon vinden. Ook met de zoekfunctie vond ze niets. Slev: ‘Kijk, dacht ik toen, dit lijkt een klein ding, maar als we dit oplossen, kan dat een groot verschil maken.’

‘Mijn man en ik praten nu meer’

Ook een grotere inzet en betrokkenheid van mannen kan volgens Slev en Naleie tot verbeteringen leiden. Dit geldt voor de hele ‘keten’. Naleie: ‘Bij preventie kan het bijvoorbeeld helpen als vaders weten dat VGV wettelijk verboden is. En als een vrouw lichamelijke of psychische klachten heeft, is het belangrijk dat ook mannen weten dat dit door besnijdenis kan komen. Een vrouw vertelde laatst hoe blij ze was dat haar man bij het nazorgspreekuur was. ‘Nu praten wij meer’, zei ze. Ook voor mannen geldt dus een vaker gehoorde uitspraak over VGV: je gaat het pas zien als je het door hebt.’

Wat houdt de Nederlandse ketenaanpak in?

In 2010 is landelijk de Nederlandse ketenaanpak VGV geïmplementeerd. Deze aanpak is gericht op preventie, zorg én wetshandhaving. Bij preventie gaat het om voorlichting, vroegsignalering en risicotaxatie. (Goede) zorg wordt verleend door verschillende medische beroepsgroepen. Wetshandhaving is relevant wanneer er sprake is van dreiging op VGV of wanneer een meisje of vrouw besneden is. Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming werken hierin samen. Iedere professional moet werken met de wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, waarin VGV specifiek genoemd wordt.
Al met al gaat het dus om veel disciplines. Denk aan JGZ-medewerkers, verloskundigen, gynaecologen, huisartsen, medewerkers van VGV-nazorgspreekuren, aandachtfunctionarissen VGV, medewerkers van Veilig Thuis, Raad van de Kinderbescherming, politie, justitie en het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld. Via de FSAN kunnen sleutelpersonen VGV worden ingezet. Pharos en Vluchtelingenwerk beschikken over veel kennis en expertise op het gebied van VGV.

Portretfoto Vina Slev

Wie is Vina Slev?

Vina Slev studeerde eerst twee jaar rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen, gevolgd door een hbo-verpleegkunde opleiding aan de Hanzehogeschool Groningen. Daarna behaalde ze 2 mastertitels: een master Forensica, Criminologie en Rechtspleging aan de Universiteit Maastricht en een master Evidence Based Practice (klinische epidemiologie) aan de Universiteit van Amsterdam.
In 2014 was zijn junior onderzoeker bij het Nivel, daarna deed ze haar promotieonderzoek aan het Amsterdam UMC, locatie VUmc. In 2020 promoveerde zij op een onderzoek naar ondersteuning van verpleegkundigen bij zelfmanagement van patiënten met ongeneeslijke kanker. Nu werkt ze alweer 5 jaar als onderzoeker forensische geneeskunde en forensische verpleegkunde bij de GGD Amsterdam.

Portretfoto Zahra Naleie

Wie is Zahra Naleie?

Zahra Naleie is geboren en getogen in Somalië, 1 van de risicolanden voor VGV. Toen zij 6 jaar was, is ze daar besneden. Zij kwam in Nederland in de jaren negentig om hier te studeren, namelijk een master gender studies/women development aan het Institute of Social Studies in Den Haag.
Naleie komt al sinds 1996 op voor vrouwenrechten, vooral voor de bestrijding van VGV. Zij is medeoprichter van de Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN), een overkoepelende vereniging die wordt gezien als spreekbuis van Somaliërs in Nederland. De FSAN is een belangrijk adviseur van de overheid op het gebied van VGV. Bij de FSAN hielp Naleie een netwerk op te zetten van sleutelpersonen VGV. Hierin zitten mensen uit Somalië, maar ook uit andere (voornamelijk Afrikaanse) landen.
Als programmamanager coördineert Naleie voorlichtingscampagnes voor de doelgroep, samen met zelforganisaties op het lokale en regionale niveau. Ook participeert zij in projecten over VGV met onder andere de GGDen, kenniscentrum Pharos en Veilig Thuis. Ook traint zij sleutelpersonen en professionals.
Op 26 april 2021 ontving zij een lintje als Officier in de Orde van Oranje-Nassau voor haar jarenlange inzet op het gebied van VGV. Zij is hét boegbeeld voor de strijd tegen meisjesbesnijdenis, ook internationaal. Volgens haar loopt Nederland in de aanpak van VGV voorop.

Meer informatie over Vrouwelijke Genitale Verminking voor professionals

De website van Pharos biedt veel algemene informatie over VGV. Ook heeft Pharos verschillende hulpmiddelen ontwikkeld die zorgverleners helpen om VGV bespreekbaar te maken. Bijvoorbeeld:

Op de website Zanzu staat informatie over de seksuele gezondheid in 16 talen voor meisjes, vrouwen en mannen uit risicogemeenschappen.

Meer informatie over het project

ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek en stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis - om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO.

Tekst Gonny ten Haaft Portretten eigen beeld.

Naar boven
Direct naar: InhoudDirect naar: Onderkant website