Op 29 januari jl. verkenden de consortia de mogelijkheden voor samenwerking tijdens de tweede bijeenkomst van het leernetwerk van de subsidieronde Maak Ruimte voor Gezondheid op de universiteitscampus in Groningen. Ze presenteerden hun kersverse kennisagenda’s tijdens speeddates, hoorden meer over de subsidieoproep voor fase 2 en bezochten de onderzoekssite van het Groningse consortium UDIHiG: de wijk Paddepoel.
Vanuit het hele land waren ruim zestig deelnemers en commissieleden in alle vroegte naar Groningen afgereisd. Namens consortium Urban Design for Improving Health in Groningen (UDIHiG) heette Derk den Boer, voorzitter van de wijkraad Paddepoel, iedereen van harte welkom. In een kort welkomstwoord dankte programmasecretaris Preventie Astrid van den Broek van ZonMw het consortium voor de gastvrijheid en benadrukte ze het belang van samenwerking. Binnen de consortia, maar ook tussen de consortia onderling.
In de Subsidieronde Maak ruimte voor Gezondheid werken 8 hoogwaardige regionale consortia aan concrete lokale en regionale vraagstukken. Doel is nieuwe kennis vergaren over hoe de leefomgeving kan bijdragen aan een betere gezondheid in de ruimste zin van het woord. Uniek is de brede samenstelling van de samenwerkingsverbanden waarbinnen partijen uit praktijk, beleid en wetenschap uit verschillende vakgebieden rond gezondheid en leefomgeving hun kennis en kracht bundelen.
In september zijn de consortia gestart met fase 1 van het programma: alle teams stellen een lokale of regionale kennisagenda op. De eerste versie is klaar om met elkaar te bespreken. In speeddates van tien minuten ontmoetten de consortia elkaar 1-op-1 om de agenda’s naast elkaar te leggen en kansen voor samenwerking te verkennen.
De interesse in elkaars projecten was groot. Bij elke ontmoeting presenteerden twee teams hun project kort aan elkaar en werden over en weer vragen gesteld over de aangeleverde kennisagenda. De kennisagenda bevat de belangrijkste vragen die bij lokale of regionale stakeholders spelen rond de relatie omgeving en gezondheid in een concrete casus, zoals hoe kan groen bijdragen aan een betere gezondheid van bewoners van kwetsbare wijken. Op basis hiervan kunnen de consortia in maart een aanvraag indienen voor vervolgonderzoek in fase 2.
Onderlinge samenwerking en afstemming tussen de consortia is geboden. Tijdens de speeddates werd duidelijk dat bij veel partijen dezelfde vragen spelen. Hoe bereik je de (vaak lage SES) doelgroep bijvoorbeeld? En hoe ontwikkel je nieuwe instrumenten? Hoe geef je de samenwerking vorm? En in sommige gevallen is bij de ene partij al veel kennis aanwezig die een ander consortium goed kan gebruiken. Na een dik uur kwamen de deelnemers geïnspireerd en met ideeën voor mogelijke connecties terug in het auditorium. De speeddates smaakten naar meer, deelnemers hadden graag nog langer met elkaar gesproken.
Waar zitten potentiële mogelijkheden voor samenwerking en waar kunnen partijen elkaar versterken? Jochen Mierau van consortium Healthy Living Lab deelt zijn bevindingen en reflecties na de speeddates.
“Bij diverse consortia kwamen vergelijkbare vragen naar boven. Bijvoorbeeld hoe synchroniseer je de samenwerking tussen academische teams en gemeenten? De besluitvorming en organisatiestructuur zijn totaal verschillend. Is een nieuw type projectmedewerker nodig als verbinder?” Jochen ziet ook de meerwaarde van expertsessies voor het delen van specialistische kennis, bijvoorbeeld over de inzet van virtual reality (VR). Ook geografische samenwerking voegt volgens hem iets toe: “Je kunt elkaar makkelijker fysiek ontmoeten en opereert binnen een vergelijkbare context. De drie noordelijke consortia hebben elkaar al gevonden.”
Het is in zijn ogen ook essentieel dat alle consortia een gezamenlijke methodiek ontwikkelen voor monitoren, evalueren en procesbeschrijving zodat de procesuitkomsten vergelijkbaar en schaalbaar worden. “Zo kunnen we de methodieken uiteindelijk ook gaan delen met derden. Belangrijk ook is dat we effecten monitoren op lange termijn. Want over drie jaar, bij afloop van dit programma, zullen die nog nauwelijks meetbaar zijn.”
De oproep voor fase 2 van Maak ruimte voor Gezondheid staat open voor de 8 lopende consortia. Doel is kennisvragen beantwoorden, nieuwe kennis opdoen en de lokale samen-werking binnen de consortia verder versterken. Elk consortium maakt kans op € 400.000,- subsidie. De deadline voor het indienen van projectvoorstellen is 26 maart om 14.00 uur.
Programmasecretaris Preventie Astrid van den Broek licht de oproep toe: “Fase 2 loopt van september 2019 tot augustus 2022. Bijzonder aan deze oproep is dat er ruimte is om het onderzoeksvoorstel per jaar nader uit te werken. Het gaat om pionierende projecten en daarbij past een stapsgewijze aanpak. Het onderzoeksplan voor drie jaar is globaal uitgewerkt en voor het eerste jaar in detail. Voor het volgende jaar kunnen consortia samen met de jaarlijkse voortgangsrapportage hun aangescherpte plan indienen en tijdens het voortgangsoverleg met de commissie en ZonMw bespreken en laten goedkeuren.”
Apart van de jaarlijkse voortgangsrapportages en - gesprekken is het de bedoeling dat elk consortium zelf reflecteert op voortgang en resultaten. “Dat kan ook samen met andere consortia binnen het lerende netwerk. Samen met RIVM willen we daarnaast zelf de processen bij de consortia volgen en lessons learned delen.”
De tekst van de oproep is op 29 januari naar alle consortia gemaild. Hierin staat precies omschreven aan welke voorwaarden projectvoorstellen moeten voldoen.
Ilse Storm (RIVM) gaat met de deelnemers in gesprek over leren en reflecteren.
Als eerste vraagt ze deelnemers hun droom op te schrijven over wat hun onderzoek of aanpak zal bijdragen aan een gezonde leefomgeving.
Die dromen zijn er zeker, een paar mooie voorbeelden:
Alle dromen bij elkaar geven een ambitieus beeld van wat we samen willen bereiken. Mooi om dit samen als stip op de horizon te delen.
Om de voortgang te volgen en overstijgende ‘lessons learnt’ te destilleren willen de consortia liever in gesprek dan werken met instrumenten of vragenlijsten. Naast de jaarlijkse voortgangsrapportage aan ZonMw is er geen behoefte aan extra instrumenten.
Binnenkort, tussen half februari en begin maart zijn er advies & evaluatiegesprekken gepland van alle consortia met ZonMw en RIVM. Daarin blikken we terug op de start van de consortia en hun keuzeproces, geven advies op de kennisagenda’s en voorstellen en kijken we vooruit naar fase 2. Dergelijke gesprekken kunnen jaarlijks terugkomen.
Theo van Alphen (consortium GO Noord) schetst het Waarom? Wat? en Hoe? Van het leernetwerk van de consortia en er komen suggesties uit de zaal. Naast methoden, kennis, vaardigheden, kontakten en voorlopige resultaten kunnen we ook leren van dingen die mis gaan. Het is ook een mogelijkheid om een klus als een literatuur review samen af te stemmen of bij één partij te leggen. De consortia willen vooral uitwisselen via de bijeenkomsten en onderling gelegde contacten. Een digitaal netwerk heeft nog veel voors en tegens.
Er komt al een enthousiaste uitnodiging om elkaar weer te zien in het groen en met beweging, vanuit de twee consortia ‘Participatie in het groen’ en ‘Space2Move’ in Arnhem/ Nijmegen.
Bekijk de presentatie van ZonMw, RIVM en Go Noord
Hoe kunnen stedenbouwkundige ingrepen de leefomgeving verbeteren en daarmee gezondheid en welzijn van de bewoners? Consortium UDIHiG gaat het onderzoeken in de wijk Paddepoel. Na inleidingen door drie leden van het consortium: de Groningse stadsbouwmeester Jeroen de Willigen, hoogleraar Cor Wagenaar van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Stefan van der Spek van de Technische Universiteit Delft, gingen de deelnemers zelf op expeditie.
Bekijk de drie presentaties over UDIHiG en Paddepoel
Paddepoel is een typische naoorlogse wijk zoals er vele zijn gebouwd in Nederland in de periode tussen 1945-1970. Stadsbouwmeester Jeroen de Willigen laat zien waarom het stedenbouwkundig ontwerp niet meer van deze tijd is.
Na de oorlog verwachtte Groningen een flinke groei in het aantal bewoners. De beroemde stedenbouwkundige Berlage maakte het ontwerp voor de nieuwbouwwijken. “Huizenblokken en wijken werden van elkaar gescheiden door zware vormen van infrastructuur, zoals doorgaande wegen. Alles was gericht op bereikbaarheid per auto. Ook winkelcentra stonden los van de woonomgeving, vaak nog afgescheiden door groen.”
“In die tijd was ook de filosofie dat je in het winkelcentrum boodschappen deed en dat je naar het centrum van Groningen ging voor koffie. Maar dat is achterhaald. In Paddepoel, net als in andere wijken in het noorden van Groningen, gebruiken de bewoners het winkelcentrum als ontmoetingsplek. Aan ons de taak om het winkelcentrum en de omgeving zo te transformeren dat het winkelcentrum weer onderdeel wordt van de wijk: makkelijk bereikbaar en een sociaal middelpunt.”
Over Healthy Cities wordt veel gepraat, maar het consortium Urban Design for Improving Health in Groningen wil claims waar maken. Van de resultaten in Paddepoel moeten ook de miljoenen inwoners van de andere wederopbouwwijken in Nederland kunnen profiteren, stelt Cor Wagenaar van het consortium.
Cor Wagenaar is bijzonder hoogleraar Ruimte en Gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen: “Architectuur en stedenbouw hebben van oudsher altijd een grote rol gespeeld bij preventie. Tot 1880 waren medici de stuwende kracht achter vernieuwingen, zoals volkshuisvesting, stromend water en riolering. Nu pakken architecten en stedenbouwkundigen hun rol weer op. Ditmaal gericht op het verbeteren van de leefstijl: uit de auto, meer toegang tot groen, minder eenzaamheid en betere toegang tot gezonde voeding. Dat vraagt om een omgeving die daartoe uitnodigt.
Binnen het consortium werken partijen samen die het project tot een meetbaar succes kunnen maken. Daaronder het Expertisecentrum Architectuur, Stedenbouwkunde en Gezondheid, de gemeente, Atelier Stadsbouwmeester, Aletta Jacobs School of Public Health, UMCG, GGD Groningen, TU Delft en – essentieel - de wijkraad Paddepoel, waardoor bewoners participeren in de verbetering van hun eigen leefomgeving.”
Is de inbreng van de bewoners bij een nieuw ontwerp essentieel? Het Groningse consortium laat bewoners nieuwe ontwerpen met de virtual reality-bril beleven en evalueren.
Consortiumlid Stefan van der Spek van de TU Delft had de VR-set meegenomen naar Groningen voor demonstraties en legt de principes uit. “Met de VR-bril staan bewoners in een haarscherpe virtuele omgeving. In die omgeving kunnen we ze een model laten ervaren van hun toekomstige omgeving.” Maar zover is het nieuwe instrument nog niet. Stefan: “We hebben de vier knelpunten rond het winkelcentrum nagemaakt en dertien ouderen de vier locaties laten bekijken. We hebben ze gevraagd of we ons op de juiste aspecten richten en ook wat ze van de test met VR vonden. Ze beoordeelden de test allemaal positief en willen allemaal graag een volgende keer weer meedoen. De Stadsbouwmeester gaat nu voor alle knelpunten aanpassingen ontwerpen. In het voorjaar kunnen we deze met behulp van de VR-bril door de bewoners laten beoordelen. In juni wordt het eindontwerp na aanpassing nogmaals voorgelegd.”
Ter afsluiting had het consortium een wandelroute van 15 minuten uitgestippeld van de campus naar het winkelcentrum van Paddepoel. Deze expeditie bracht de casus van het Groningse consortium tot leven. Een reportage.
Het project in Paddepoel ziet er overzichtelijk uit, maar kent ook uitdagingen die de dagelijkse praktijk behoorlijk kunnen compliceren. Cor Wagenaar deelt ervaringen ter relativering en inspiratie.
Colofon:
Tekst en interviews: Ellen Röling
Fotografie: Absolutfotografie Groningen, Jurgen Moorlach
Redactie: Caroline van der Horst/ Astrid van den Broek/ Marieke Willemse