Werkomgeving is voor gezondheid net zo belangrijk als leefstijl

Wat is vitaliteit? En wat is belangrijk bij het stimuleren van gezondheid op de werkplek en wat zijn de uitdagingen?

Tinka van Vuuren: “Wat kan je als organisatie en als medewerker doen om gezond, productief en met plezier aan het werk te blijven? Dat is waar vitaiteitsmanagement over gaat. Voor mij betekent vitaal zijn ook dat mensen vol energie en levenslust zijn. Daarvoor is meer nodig dan een goede leefstijl. Dat gaat ook over een goede werkomgeving, waar mensen zich gewaardeerd en intrinsiek gemotiveerd voelen en waar goede werkomstandigheden zijn en ontwikkelmogelijkheden.

Dat laatste ontbreekt vaak bij werknemers met een lage sociaaleconomische positie. In combinatie met een slechtere leefstijl leidt dit al snel tot gezondheidsverschillen. De werkomgeving aanpakken is dus een goede ingang. Veel gezondheidsprogramma’s sturen vooral op gedragsverandering via bewustwording, maar dat is eigenlijk een heel lastige route. Als je de werk- of leefomgeving zo aanpast dat mensen (bijna) niet anders kunnen dan gezonde keuzes maken, dan is dat een stuk eenvoudiger en effectiever.”

"Vitaal zijn betekent ook dat mensen vol energie en levenslust zijn. Daarvoor is meer nodig dan een goede leefstijl."

Veelbelovende invalshoeken

Van Vuuren zet haar kennis en ervaring graag in als vice-voorzitter van Werk(en) is gezond, een programma dat gezondheidsverschillen tussen mensen met een lagere en hogere sociaaleconomische positie wil verkleinen door interventies op de werkplek. “Ik vind het belangrijk dat er goed onderzoek wordt gedaan om die verschillen te verkleinen. Onderzoek dat kennis oplevert die praktisch toepasbaar is en de gezondheid van mensen met een lagere sociaal economische positie verbetert.”

Binnen het programma lopen een aantal onderzoeksprojecten die ieder vanuit een eigen invalshoek een bijdrage leveren. “Bestaande aanpakken voor gezondheidsonderzoek worden bijvoorbeeld aangepast voor mensen met een lage sociaaleconomische positie: de vragen gaan niet langer sec over gezondheid, maar ook over de situatie thuis en financiën.

Anderen onderzoeken hoe je de doelgroep actief kunt betrekken in je plan van aanpak: als mensen achter maatregelen staan, is de kans immers groter dat ze die gaan gebruiken.

Ook hoopvol: een aantal projecten gaan over ploegendienst en diabetes. Voor mensen met diabetes is voeding en beweging essentieel om uitval uit werk te voorkomen. Elk type diabetes stelt andere eisen en voor al die varianten worden nu aparte toegespitste programma’s ontwikkeld.”

"Ik vind het belangrijk dat onderzoek kennis oplevert die praktisch toepasbaar is en de gezondheid van mensen met een lagere sociaal economische positie verbetert.”

Grootste uitdaging?

“Effectmeting bij praktijkonderzoek is heel lastig. Binnen een organisatie kun je vaak niet met controlegroepen werken, een voorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek. Een van de projecten ontwikkelde een andere manier om effecten te meten: de responsive evaluation. Dat werkt goed, maar levert geen keiharde cijfers op. Maar resultaten in praktijkonderzoek zijn sowieso afhankelijk van organisatiecultuur of implementatie, en kunnen door externe invloeden per dag verschillen, denk aan noodweer of drukte op de werkvloer. Wetenschap is mooi, de werkelijkheid is weerbarstig.”

Kennisdelen geborgd

De onderzoekers besteden minimaal 15% van de ontvangen subsidie aan het delen van kennis. Dat kan vrij worden ingevuld, bijvoorbeeld via workshops voor bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen, publicaties in vakbladen of op websites. Van Vuuren stelt dat onderzoekers gebaat zouden zijn bij ondersteuning bij het vertalen van hun bevindingen voor toepassing in de praktijk. “Paradoxaal genoeg is een wetenschappelijke carrière vooral gebaseerd op het onderzoek dat ze doen en niet op hoe ze de resultaten delen met de samenleving.”

Meer informatie