Congres Goed Gebruik Geneesmiddelen: Terugblik 2016

Op donderdag 7 april 2016 organiseerde ZonMw het vierde jaarlijkse congres Goed Gebruik Geneesmiddelen: 'Niet meer en niet minder'.
Afbeelding

Het gevarieerde programma van ‘Niet meer en niet minder’, het 4e jaarlijkse congres van het ZonMw-programma Goed Gebruik Geneesmiddelen (GGG) op 7 april 2016, belichtte innovatieve onderzoeksprojecten en kansrijke ontwikkelingen in de dagelijkse praktijk. In deze digitale publicatie een impressie van de dag.

Er is al veel bereikt op het gebied van goed en gepast gebruik van geneesmiddelen. Door de snelle ontwikkelingen is alertheid op zijn plaats en zijn samenwerking en afstemming noodzakelijk. De juiste middelen in de juiste hoeveelheden op het juiste moment bij de juiste patiënt inzetten, dat is de uitdaging waar we met elkaar voor staan. De verschillende onderzoeksprojecten en initiatieven die via het GGG-programma worden gefinancierd, leveren hieraan een belangrijke bijdrage. Voor de implementatie van de resultaten van deze projecten hebben de verschillende partijen elkaar hard nodig. Alleen dan kunnen we de praktijk echt veranderen en de kwaliteit van zorg voor patiënten verbeteren.

Minister Edith Schippers van VWS: 'Geneesmiddelen samen toegankelijk houden'

Afbeelding
Minister Edith Schippers licht nieuwe visie van VWS op geneesmiddelen toe

‘Er komen medicijnen op de markt die hoop bieden aan ernstig zieke mensen. Dat is prachtig nieuws. Maar die veelbelovende middelen zijn extreem duur. Daar moeten we echt grip op krijgen.’ Dat zei minister Schippers van VWS bij de opening van het GGG-congres 2016. Een samenvatting van haar bijdrage.

Een ander geneesmiddelenbeleid

‘Wij zijn met ons geneesmiddelenbeleid een nieuwe weg ingeslagen. Iedereen wil veilige en effectieve medicijnen, maar kan de premiebetaler de kosten ook op de lange termijn nog wel opbrengen? We moeten samen kijken naar een goed verdienmodel voor de bedrijven én naar een maatschappelijk aanvaardbare prijs voor de samenleving.’ Met deze openingswoorden voor het GGG-congres haakte Schippers aan bij haar Kamerbrief ‘Visie op geneesmiddelen’ van 29 januari 2016. Daarin staat dat het kabinet ruimte wil scheppen voor nieuwe ideeën, samenwerkingsverbanden en modellen voor de ontwikkeling en introductie van geneesmiddelen.

Ruimte voor nieuwe modellen

De minister had een heldere boodschap aan de congresdeelnemers: als we geneesmiddelen ook in de toekomst voor iedereen toegankelijk willen houden, moet er nú wat gebeuren. Schippers: ‘Dat betekent allereerst dat wij de inkoop moeten verbeteren. Om te beginnen door daarin samen op te trekken: ziekenhuizen, zorgverzekeraars en ziekenhuisapothekers in nieuwe samenwerkingsvormen. Als het nodig is, neemt de overheid de rol van inkoper op zich. Door dure geneesmiddelen niet automatisch te vergoeden, maar eerst in de wachtkamer te zetten. Tot ze door het Zorginstituut als effectief zijn beoordeeld. En deze tijd gebruiken we ook voor prijsonderhandelingen, En om gepast gebruik te waarborgen.’

Hans Clevers: ‘Organoïden en personalized medicine’

Afbeelding
Hans Clevers over minidarmpjes gekweekt uit stamcellen van muizen

Minidarmpjes met alles erop en eraan, gekweekt uit stamcellen van muizen. Het is geen science fiction, maar realiteit. Tijdens het GGG-congres 2016 schetste geneticus en arts Hans Clevers hoe organoïden de mogelijkheden voor personalised medicine enorm vergroten.

Zoeken met vuurvliegjes

Van het met een vuurvliegjes-gen identificeren van stamcellen in een muizendarm – door ze letterlijk te laten oplichten – naar kalmpjes in gelei ronddobberende minidarmpjes. Het is inmiddels de werkelijkheid in de laboratoria van prof. dr. Hans Clevers en diens collega-genetici elders ter wereld. Met kleurrijke animaties demonstreert Clevers de fascinerende ontwikkeling van organoïden, gekweekt uit stamcellen. Hij belicht de enorme potentie van deze levende miniorganen, bijvoorbeeld op het gebied van personalised medicine.

Stichting Fair Medicine wint ZonMw Parel

Afbeelding
Dick Dees overhandigt ZonMw Parel aan Hans Büller van Stichting Fair Medicine
Afbeelding
Dick Dees, voozitter GGG-raad, samen met Parel winnaar Hans Büller

De prijs voor veelbelovende nieuwe geneesmiddelen is vaak fors. Daarmee komt de toegankelijkheid van de farmaceutische zorg in gevaar. Er zijn nieuwe modellen nodig om medicijnen tegen aanvaardbare kosten te kunnen introduceren, bijvoorbeeld dat van Stichting Fair Medicine. Fair Medicine kreeg op het GGG-congres 2016 een ZonMw Parel ter stimulering.

Vernieuwend en relevant

In de Kamerbrief ‘Visie op geneesmiddelen’ van 29 januari 2016 noemt minister Schippers Fair Medicine een goed voorbeeld van een model om geneesmiddelen tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs op de markt te brengen. Ook ZonMw is er enthousiast over en overhandigde mede-initiatiefnemer prof. dr. Hans Büller tijdens het GGG-congres een ZonMw Parel. Dick Dees, voorzitter van de GGG-raad: ‘Met Fair Medicine wordt de minister op haar wenken bediend. Dit initiatief is echt vernieuwend. Het stimuleert de samenwerking tussen alle relevante actoren en omvat de gehele keten; van onderzoek en ontwikkeling tot en met de toepassing. Met de ZonMw Parel willen we hier een aanmoedigingsprijs voor geven.’ Meestal is een Parel een beloning voor geboekte resultaten, lichtte Dees de keuze nader toe. Voor Fair Medicine wordt volgens hem nu terecht een uitzondering gemaakt. ‘Het initiatief is buitengewoon relevant in het licht van het nieuwe geneesmiddelenbeleid van de overheid. En relevantie is een belangrijk criterium voor ZonMw.’

Pecha Kucha’s: zes STIP-projecten in 20 beelden van 20 seconden

In de congreszaal presenteerden 11 GGG STIP-projecten (Stimulering Toepassing In de Praktijk) zich met een poster. 6 van deze projecten kregen in het plenaire programma ook het podium voor een zogeheten Pecha Kucha-presentatie. Dat leverde een inspirerende inkijkje op in de praktijk van goed gebruik van geneesmiddelen.

Afbeelding
Hans de Vos Burchart: 'Maar liefst één op de drie mensen met een verstandelijke beperking krijgt antipsychotica.'

Maar liefst één op de drie mensen met een verstandelijke beperking krijgt antipsychotica, waarvan 60 procent vanwege ‘moeilijk verstaanbaar gedrag’. Welbeschouwd is dat een vorm van ‘medicinaal vastbinden’, aldus De Vos Burchart. Dat het anders kan, bewijst een project met zorginstelling ’s Heerenloo. Samen met bewoners en wettelijk vertegenwoordigers – en in nauwe afstemming met apotheker en arts – is daar gewerkt aan het planmatig afbouwen van onnodige medicatie.
Het resultaat: 40 procent minder ‘medicinaal vastbinden’ en veel meer cliënten die weer zichzelf kunnen zijn, net als Saskia.
ZonMw-project: 836044011

2. Transmurale samenwerking bij ziekenhuisontslag

Sara Daliri (OLVG locatie West en BovenIJ ziekenhuis) schetst de nauwere transmurale samenwerking tussen ziekenhuis en eerste lijn via een betere communicatie over medicatiewijziging.

Afbeelding
Sara Daliri: 'Na ontslag krijgt meneer Jansen steevast toch weer hetzelfde medicijn van zijn huisarts. Hoe komt dat?'

 

Het waargebeurde verhaal van meneer Jansen illustreert het probleem: tot drie keer toe belandt deze oudere heer in het ziekenhuis met een alvleesklierontsteking, veroorzaakt door een cholesterolverlager die hij niet verdraagt. Na ontslag krijgt hij steevast toch weer hetzelfde medicijn van zijn huisarts. Hoe komt dat? Door een onvolledige medicatieoverdracht én onduidelijke voorlichting aan de patiënt.
De oplossing: betere communicatie bij de overdracht van tweede naar eerste lijn, maar vooral ook het betrekken van de patiënt daarbij. In het project krijgt de patiënt daarom een week na ontslag een huisbezoek vanuit de openbare apotheek om eventuele problemen te inventariseren en vragen te beantwoorden. De apotheker belt bovendien nog twee keer na om te kijken of alles goed gaat.
De beoogde opbrengst: minder medicatiefouten en tevreden patiënten.
ZonMw-project: 836044008

3. Samen werken aan veilig medicijngebruik onder laaggeletterde patiënten in de eerste lijn

Volgens Gudule Boland (Pharos) heeft maar liefst één op de negen mensen in Nederland moeite met lezen en schrijven. Onder deze groep laaggeletterden zitten relatief veel mensen met chronische aandoeningen. Ze gebruiken vaker medicijnen en hebben veelal moeite met het veilig gebruik daarvan. Ook is hun de therapietrouw minder.

Afbeelding
Gudule Boland: 'De klassieke smoes van mensen die niet goed kunnen lezen: ‘Ik ben mijn bril vergeten…’

 

In dit project werken huisarts, apotheek en wijkverpleegkundige samen aan betere zorg. Dat begint bij het signaleren en registreren van laaggeletterdheid in de diverse dossiers en systemen. In een training met acteurs leren zorgverleners de signalen te herkennen. Zoals de klassieke smoes van mensen die niet goed kunnen lezen: ‘Ik ben mijn bril vergeten…’ Vervolgens gaat het erom te ‘communiceren op maat’: eenvoudige woorden gebruiken, dingen voordoen, mensen dat laten nadoen en ze in eigen woorden laten vertellen wat ze hebben gehoord.
Belangrijk hulpmiddel: de website www.begrijpjelichaam.nl.
ZonMw-project: 836044010

4. Prikken, druppelen, opsturen: Dried Blood Spots

Apotheker Herman Veenhof werkt aan een project rond medicatie bij transplantatiepatiënten. Door hen zelf thuis bloed te laten afnemen via de zogeheten Dried Blood Spot-methode, kan de therapie veel beter worden gemonitord. Die monitoring is cruciaal, want de dosering luistert zeer nauw.

 

Afbeelding
Herman Veenhof: 'Patiënten krijgen een priksetje mee naar huis en oefenen met het prikken en druppelen.'

Patiënten krijgen een priksetje mee naar huis en oefenen met het prikken en druppelen. Dat is nog best lastig, want de druppel moet heel precies op het testpapier vallen. Een heldere instructievideo op de site van het UMCG dient als een reminder.
De aanpak is fijner voor de patiënt, die bijvoorbeeld minder vaak naar de polikliniek hoeft. Ook artsen zijn er blij mee. Voorheen moesten ze na de poli vaak nog tot ‘s avonds hun patiënten nabellen om aangepaste recepten te bespreken.
Ook de communicatie met huisarts en apotheker verloopt beter. En er is minder arbeidsverzuim voor de patiënt, lagere reiskosten en een geringere belasting van mantelzorgers.
ZonMw-project: 836044004

5. Communicatieadvies op maat voor apotheekmedewerkers in de poliklinische apotheek

Volgens Marcia Vervloet (NIVEL) heeft de helft van de elf miljoen mensen die medicijnen gebruiken wel eens een probleem, bijvoorbeeld met bijwerkingen.
Bij de eerste uitgifte geeft de apothekersassistent vooral praktische informatie.
De tweede uitgifte zou een ideaal moment zijn voor feedback van de patiënt. Maar in de praktijk komt het daar vaak niet van.

 

Afbeelding
Marcia Vervloet: 'Slechts in vier op de tien gesprekken vraagt de assistent expliciet naar eventuele bijwerkingen.'

Slechts in vier op de tien gesprekken vraagt de assistent expliciet naar eventuele bijwerkingen. Vrijwel geen enkel gesprek gaat concreet over therapietrouw.
In de poliklinische apotheek wordt nu een online training voor patiëntgerichte communicatie uitgeprobeerd. Die begint met een video-opname van een gesprek. Wat vond de assistent goed gaan en wat ging minder? Deze zelfreflectie maakt mensen ontvankelijk voor advies over communicatievaardigheden. Wat is volgens assistenten zelf eigenlijk een goed gesprek?
De crux: stel open vragen en vraag vooral ook dóór naar het onderliggende verhaal. Plus: straal rust uit, ook als iemand haast heeft of de apotheek vol zit.
ZonMw-project: 836044001

6. Hoe verbeter je de geneesmiddelveiligheid bij levercirrose?

Mensen met levercirrose hebben vaak veel vragen over veelgebruikte middelen als paracetamol. In de bijsluiter staat: wees voorzichtig bij leverfunctiestoornissen. Maar kun je dan echt geen pijnstillers gebruiken? Apothekers willen zo’n vraag goed kunnen beantwoorden, vertelt Sander Borgsteede (Stichting Health Base).

 

Afbeelding
Sander Borgsteede: 'In de bijsluiter staat: wees voorzichtig bij leverfunctiestoornissen. Maar kun je dan echt geen pijnstillers gebruiken?'

Er zijn echter nog geen richtlijnen voor medicatie bij levercirrose. Die gaat dit project ontwikkelen.
Maar de echte winst zit in het integreren van concrete adviezen in de software van de zorgverleners. Veel gebruikte medicijnen als antibiotica en pijnstillers krijgen een classificatie van veilig tot onveilig, plus een doseeradvies. Dat wordt geschreven vanuit de literatuur, aangevuld met expert opinions. Het gaat dus om wetenschappelijke informatie in combinatie met klinische kennis.
Uiteindelijk vertaalt het project de adviezen nog in patiëntentaal, gecombine
Alle adviezen worden toegankelijk gemaakt via een website, bedoeld voor zorgverleners én patiënten.
ZonMw-project: 836044009

 

Posterborden 11 STIP-projecten

1 / 1

GGG-congres inspireert deelnemers

Met meer dan vierhonderd deelnemers was het 4e jaarlijkse GGG-congres royaal uitverkocht. Wat bracht de deelnemers naar de Beurs van Berlage? Wat vonden ze vooral interessant? En hadden ze nog goede suggesties voor wetenschap en praktijk?

1 / 1

Subsessies

Tijdens 6 ochtend- en 6 middagsubsessies kwamen uiteenlopende onderwerpen aan bod die direct of breder gerelateerd zijn aan (de doelstellingen van) het GGG-programma. Hieronder treft u een impressie van de betreffende subsessies, de presentaties en eventuele links naar de GGG-projecten.

1. Stimulering van drug rediscovery

Afbeelding
Bert Leufkens: 'Het CBG heeft het onderwerp drug rediscovery hoog op de agenda staan.'

Oude middelen voor nieuwe indicaties worden in de praktijk soms ingezet maar kunnen kampen met gebrek aan hard bewijs. De mogelijkheden om rediscovery trajecten met deze middelen in te zetten is vaak beperkt. Daarom start ZonMw met de subsidieronde Rediscovery.

Sessievoorzitter: drs. Martin Favié

Sprekers:
dr. J.P.F.A. Heesakkers, Radboudumc
prof. dr. H.G.M. Leufkens, CBG
dr. A. Mosterd, Meander MC
dr. M.A. Oudijk, AMC

BOGIN voorzitter en GGG-raadslid Martin Favié start de sessie met een korte introductie van het standpunt van zijn organisatie met betrekking tot dit tweede ontwikkeltraject waarbij een bestaand geneesmiddel geregistreerd wordt voor een andere indicatie. Favié geeft aan een voorvechter te zijn van dit traject en is blij om te zien dat Drug Rediscovery een aparte sessie verdient op het GGG-congres.

Regulatoire uitdagingen
De organisatie die zich in Nederland bezighoudt met de registratie van geneesmiddelen is het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Voorzitter van het CBG, Bert Leufkens, geeft aan dat zijn organisatie het onderwerp drug rediscovery hoog op de agenda heeft staan en legt de deelnemers uit met welke regulatoire uitdagingen zijn organisatie worstelt.
In 2015 heeft het CBG volgens Leufkens zijn nek uitgestoken door het middel Thiosix (tioguanine) een voorwaardelijke handelsvergunning toe te kennen. Hij hoopt dat dit een impuls is voor andere bedrijven om zich niet langer te laten weerhouden om al geregistreerde geneesmiddelen door te ontwikkelen en zo geschikt te maken voor de behandeling van andere ziekten. Leufkens roept geïnteresseerde partijen op om zich te melden bij het CBG als zij wetenschappelijk advies behoeven.

PAH bij BPH
John Heesakkers vertelt over de behandeling van benigne prostaathyperplasie (BPH) binnen de Urologie. Op dit moment wordt BPH met name behandeld door middel van een chirurgische ingreep of met een aantal voor deze indicatie geregistreerde middelen. Zijn Argentijnse collega dr. Hipolito Barreiro ontwikkelde in 1984 het middel Pseudomonas Aeruginosa Hapten (PAH), normaliter gebruikt bij patiënten met brandwonden, en testte dit in Argentinië op ruim 200 patiënten met BPH. De uitkomsten waren verrassend. Het middel bleek effectief en de rationale achter het werkingsmechanisme is valide. Er is echter weinig bekend over de opzet van de studie, de 5 jaar follow-up, de fabricage en veiligheid van het middel. Duidelijkheid hierover zou uiteindelijk kunnen leiden tot registratie van PAH bij BPH. Tot op heden is Barreiro echter niet bereid zijn data te delen.

2. Onderzoeksdesign: to RCT or not to RCT?

Afbeelding

Een randomised controlled trial (RCT) is een prachtige onderzoeksopzet om valide resultaten te kunnen behalen. Maar is een RCT altijd mogelijk of nodig? Wat zijn de voor- en nadelen en de (on)mogelijkheden van alternatieve designs?

Sessievoorzitter: prof. dr. Pim Assendelft

Sprekers:
N. van Leeuwen MSc, Erasmus MC
dr. A.M. May, UMC Utrecht
dr. S.S. Weinreich, ZINL l VUmc
dr. P.M.J. Welsing, UMC Utrecht

Aanpak en alternatieven gepresenteerd
Onder leiding van Pim Assendelft opent de sessie met vier presentaties rond alternatieve onderzoeksdesigns.
Anne May (UMC Utrecht) vertelt over haar onderzoek ‘Alternatieven voor RCT bij de evaluatie van effectiviteit van interventies!?’, dat zij samen met dr. Jolanda Mathijssen (Tranzo/Tilburg University) heeft uitgevoerd. De belangrijkste boodschap: zet voor de keuze van het design de vraagstelling centraal en laat aanvragers in hun aanvraag expliciet onderbouwen waarom een bepaald design in deze specifieke situatie het meest geschikt is.
Paco Welsing (UMC Utrecht) presenteert resultaten uit het GetReal-project binnen het Innovative Medicines Initiative (IMI) van de EU. Het project werkt aan zogeheten pragmatische trials, waarin real life-gegevens worden ingezet voor de bewijsvoering. Dat levert gegevens op over werkzaamheid of effecten van een nieuw middel in de dagelijkse praktijk.

Nikki van Leeuwen (Erasmus MC) licht het regression discontinuity design (RDD) toe, een quasi-experimenteel design uit de econometrie. Daarin worden respondenten niet gerandomiseerd, maar toegewezen op baseline-variabelen, bijvoorbeeld op leeftijd. RDD biedt een mogelijkheid voor situaties waar randomiseren geen optie is.

Als laatste schetst Stephanie Weinreich (Zorginstituut Nederland/VUmc) de meerwaarde van n=1-trials. Die zijn geschikt voor onderzoek naar chronische en stabiele ziekten en symptomatische behandelingen. Een voordeel is dat een onderzoeker gedurende een langere periode meerdere effectmetingen bij één patiënt uitvoert. Ook legt Stephanie uit hoe de resultaten van meerdere n=1-trials geaggregeerd kunnen worden gebruikt.

3. Focus op gendervraagstukken in geneesmiddelenonderzoek

Afbeelding
Loes Visser: 'Gender en Geneesmiddelen is een onderwerp wat aandacht verdient.'

In 2015 is de Kennisagenda Gender & Gezondheid gepresenteerd met specifiek aandacht voor geneesmiddelenonderzoek, het gebruik van geneesmiddelen bij (zwangere) vrouwen en het optreden van bijwerkingen. Wat behelst deze kennisagenda en welk onderzoek moet worden geïnitieerd om een slag te maken op de thema’s van de kennisagenda?

Sessievoorzitter: Inge Diepman

Sprekers:
dr. E.R. Heerdink, UU
dr. A.C. Kant, Bijwerkingencentrum Lareb
dr. P.G.M. Mol, PharmD l CBG
J. Vaessen, Women Inc
dr. L.E. Visser, Haga l Erasmus MC

Alliantie Gender en Gezondheid
Jannet Vaessen (WomenInc.) geeft een korte introductie op het onderwerp Gender en Gezondheid en toont daarbij een filmpje. Tevens geeft zij een korte toelichting over het nut en de noodzaak van een breed ingestoken Alliantie voor Gender en Gezondheid. Diverse stakeholders zijn daarbij vertegenwoordigd, waaronder zorgverzekeraars, vrouwenorganisaties, beleidsmakers, onderzoekers en docenten. De Alliantie is, samen met ZonMw, trekker geweest van de kennisagenda over Gender en Gezondheid. Tijdens het congres 'De toekomst van de gezondheidszorg' op 7 maart 2016 heeft minister Schippers aangekondigd dat er 12 miljoen euro beschikbaar zal komen voor de programmering van deze kennisagenda. Vaessen is verheugd dat we vandaag bij elkaar zijn om na te denken hoe invulling te geven aan de uitvoering van de kennisagenda rond het thema geneesmiddelen. Het is goed dat vraagstellingen rond gender en geneesmiddelen ook binnen het huidige GGG-programma kunnen worden ingediend, maar zij pleit daarnaast voor een specifieke ronde gericht op gender binnen het GGG-programma. Tot slot van de introductie worden alle aanwezigen geattendeerd op de publiekscampagne ‘Behandel me als een dame’ die deze dag is gestart.

Prangende issues en mogelijke oplossingsrichtingen
Loes Visser (Haga Ziekenhuizen, Erasmus MC) geeft vervolgens een toelichting op prangende issues en mogelijke oplossingsrichtingen zoals beschreven in de prioritering van de kennisagenda. Visser start ter intro met twee voorbeelden (calritromycine en statines) waaruit blijkt dat Gender en Geneesmiddelen een onderwerp is wat aandacht verdient. Zij verduidelijkt dat er in trials van recentere datum al veel verbeterd is, maar dat onder andere informatie over farmacokinetische verschillen ontbreken, er aparte subgroepanalyses zouden moeten worden uitgevoerd, en/of gegevens in het publieke domein gebracht moeten worden zodat onderzoekers dit kunnen oppakken. Daar waar pregnante verschillen in bijwerkingen worden waargenomen, is het belangrijk om de oorzaak te detecteren om vanuit daar ook prospectief onderzoek uit te voeren hoe die verschillen verkleind kunnen worden. Visser stipt aan dat vragen puur gericht op kennisvermeerdering niet in aanmerking komen binnen GGG, terwijl  de aanwezigen beamen dat hier wel behoefte aan is. Er wordt vervolgens stilgestaan bij de verschillen tussen Europa en de VS om medicijnen goedgekeurd te krijgen, en de relevantie van monitoring van de gevolgen daarvan gerelateerd aan gender en geneesmiddelen. Voor wat betreft de laatste prioriteit in de kennisagenda bij het thema geneesmiddelen wordt opgemerkt dat er bij onderzoek naar risico’s en veiligheid van geneesmiddelen gedurende verschillende hormonale fasen, geen laaghangend fruit te verwachten valt. Waarbij aangetekend dat dit niets zegt over de relevantie, die blijft onverminderd hoog.

Gender en bijwerkingen
Agnes Kant (Bijwerkingencentrum LAREB) richt zich in haar presentatie op gender en bijwerkingen van geneesmiddelen en meer specifiek geneesmiddelengebruik bij zwangerschap. Voor wat betreft gender en bijwerkingen wordt in de media vaak gemeld dat vrouwen 60% meer kans hebben op bijwerkingen. Dat is echter een algemene uitspraak. Wanneer er specifiek gekeken wordt naar het aantal meldingen over bijwerkingen wat bij LAREB wordt gedaan, betreft het hier 50% meer meldingen door vrouwen, waarbij echter een heleboel andere factoren van invloed kunnen zijn dan alleen de bijwerkingen zelf. Misschien melden vrouwen eerder of is het percentage direct gerelateerd aan meer gebruik van geneesmiddelen door vrouwen. Er zijn hoe dan ook wel een aantal geneesmiddelen waarbij er genderverschillen zijn waargenomen. Uiteraard zou je meer over de verschillen willen weten, waarom treden ze op, zijn ze te voorzien en te voorkomen? LAREB heeft inmiddels een database van 200.000 meldingen, dat biedt al een aantal mogelijkheden om nadere analyses naar genderverschillen uit te voeren. Daarbij is het gewenst om koppelingen te maken met andere databases, al zal dat niet zonder uitdagingen zijn. De database van de huisartsen biedt een schat aan informatie. Ook prospectief cohortonderzoek is gewenst om bijwerkingen en verschillen hierin tussen mannen en vrouwen goed in kaart te brengen. Tot slot gaat Kant in op een van de prioriteiten uit de kennisagenda, gericht op bijwerkingen bij zwangerschap. Ze geeft aan dat er de afgelopen jaren rond zwangerschap en geneesmiddelen een prachtig register bij LAREB is opgebouwd (www.pregnant.nl), wat nog steeds verder wordt aangevuld. Er zijn tal van mogelijke vraagstellingen met behulp van data uit dit register te beantwoorden. De data geven echter de mogelijkheid om op specifieke onderwerpen de veiligheid van geneesmiddelen bij zwangerschap nader te onderbouwen. Ze roept onderzoekers op zich vooral te melden als er ideeën zijn om van het register gebruik te maken.

4. Geneesmiddelen bij kinderen: kansen en afwegingen

Afbeelding
Tjitske van der Zanden: ‘Doseren voor een kind is enorm foutgevoelig.’

Kinderen, een kwetsbare doelgroep binnen geneesmiddelenonderzoek. Dat vraagt om het maken van afwegingen bij het leveren van de juiste zorg aan deze groep. Sessievoorzitter Catherijne Knibbe hoopte dan ook dat deze sessie zou leiden tot het delen van ervaringen en het uitwisselen van tips voor eenieder die hier in de werksfeer mee te maken heeft. Tijdens de sessie komen vier sprekers aan het woord om te vertellen over de resultaten van hun studies bij kinderen.

Sessievoorzitter: prof. dr. Catherijne Knibbe

Sprekers:
W. Bos MA, Erasmus MC
dr. F.C. Schasfoort, Erasmus MC
prof. dr. D. Tibboel, Erasmus MC
T.M. van der Zanden, NKFK

Dosering specifiek voor een bepaald kind

Allereerst komt Tjitske van der Zanden van het Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) aan het woord. Zij ontwikkelde samen met haar team een rekenmodule om de doseeradviezen van het Kinderformularium om te zetten naar een dosering specifiek voor een bepaald kind. Het Kinderformularium is 10 jaar geleden gestart, maar de rekenfouten die gemaakt worden bij de doorberekening naar een specifieke dosering van een patiënt is nog altijd (te) hoog. In oktober 2015 is de bèta-versie van de rekenmodule gelanceerd. Tot op heden zijn er nog geen meldingen binnengekomen over rekenfouten met de module. Een veelbelovend hulpmiddel dus! Uit de zaal komt wel naar voren dat niet iedereen van het bestaan van de rekenmodule op de hoogte is. Wat betreft het vergroten van de bekendheid en het gebruik van de module valt dus zeker nog winst te halen. Omdat de rekenmodule gezien wordt als een medisch hulpmiddel, is een CE-markering noodzakelijk. Deze wordt aangevraagd.

Begrijpelijke informatie voor ouders over medicijnen

Naast de rekenmodule hebben Tjitske en haar collega’s zich ook gefocust op het opzetten van een website met informatie over toepassing van geneesmiddelen bij kinderen: Apotheek.nl. Uit de praktijk blijkt dat de informatie die ouders krijgen óf onbegrijpelijk is (bijsluiters van geneesmiddelen die vol met moeilijke termen staan) óf niet betrouwbaar is (via zoekmachines op internet). Apotheek.nl is een website met begrijpelijke informatie voor ouders over medicijnen die thuis worden toegepast. In augustus 2015 zijn de eerste teksten gepubliceerd en het blijkt dat de website nu al veel gebruikt wordt.

5. Kostbare geneesmiddelen, (te) duur?

Afbeelding
Werner Brouwer over wanneer geneesmiddelen te duur zijn

Dure geneesmiddelen zijn een blijvend punt van discussie. Sessievoorzitter Dianda Veldman, directeur-bestuurder van patiëntenfederatie NPCF, hoopt dat tijdens deze sessie de volgende vraag beantwoord wordt: hoe komt het juiste geneesmiddel, op de juiste tijd bij de juiste patiënt tegen de juiste prijs.

Sessievoorzitter: drs. Dianda Veldman

Sprekers:
prof. dr. W.B.F. Brouwer, Erasmus Universiteit Rotterdam
dr. M. van der Graaff, ZINL
prof. dr. C.E.M. Hollak, AMC
drs. P.P. Kruger, VWS

Inzicht in kosten en opbrengsten middel
Allereerst geeft hoogleraar gezondheidseconomie Werner Brouwer (Erasmus Universiteit) een korte inleiding over kosteneffectiviteit. Om te bepalen of een geneesmiddel te duur is, heb je inzicht nodig in de kosten en opbrengsten van het middel, uitgedrukt in voor kwaliteit gecorrigeerde levensjaren (QALYs), en inzicht in de waarde van een QALY binnen en buiten de zorg. In het Nederlandse afwegingskader wordt een oplopende drempel voor de kosten per QALY gehanteerd op basis van de ziektelast, met een maximum van €80.000 per QALY.
Een duur middel is niet erg, als het maar veel oplevert, dat rechtvaardigt de hoge uitgaven. Een middel is pas echt duur wanneer het weinig oplevert en veel kost. Dit kan leiden tot verdringing binnen en buiten de zorg, waardoor het ten koste van anderen gaat.

Voorkomen dat de burger twee keer betaalt

Patrick Kruger (VWS) geeft in zijn presentatie aan dat er twee relevante kamerbrieven zijn over dit onderwerp, de kamerbrief over het rapport kosteneffectiviteit in de praktijk en de kamerbrief over visie op geneesmiddelen. De minister is geen voorstander van een drempelwaarde waarmee de discussie verengd wordt tot de vraag hoeveel een gewonnen levensjaar mag kosten. Haar streven is om nieuwe geneesmiddelen en behandelingen beschikbaar te maken voor de patiënt tegen een aanvaardbare prijs en binnen houdbare zorguitgaven. Hiertoe moeten nieuwe businessmodellen en innovatie gestimuleerd worden. Wel moet voorkomen worden dat de burger twee keer betaalt, eerst via onderzoeksgeld voor nieuwe middelen en daarna via premie vanwege hoge prijzen van farmaceutische bedrijven. Verder is er nog onderhandelingsruimte bij geneesmiddelen; zorgverzekeraars en zorgaanbieders zullen beter worden toegerust voor de inkoop van geneesmiddelen, door middel van een nieuw op te richten Platform Expertise Inkoop Geneesmiddelen. Overige initiatieven zijn een stimuleringsprogramma gericht op het faciliteren van diagnostische ontwikkeling (onder te brengen in het ZonMw-programma Goed Gebruik Geneesmiddelen) waarvoor de komende 5 jaar 10 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld: het stimuleren van het gebruik van biosimilars, het aanbrengen van balans in de farmaceutische marktstructuur, het verbeteren van de toegankelijkheid van nieuwe innovatieve middelen door nieuwe vormen van markttoelating, en betere informatievoorziening over de (bij)werking van geneesmiddelen in de praktijk via registraties.

6. Medicatieoverdracht staat centraal

Afbeelding
Anne de Roos: 'Op het gebied van medicatieoverdracht valt er nog veel te verbeteren.'

Op het vlak van goed gebruik van geneesmiddelen in de keten is nog veel winst te behalen. Medicatieoverdracht speelt hierin een centrale rol. Door samenwerking is grote efficiëntie en kwaliteitsverbetering te behalen.

Sessievoorzitter: dr. Frans van de Vaart

Sprekers:
dr. P.M.L.A. van den Bemt, Erasmus MC
dr. H.J. Derijks, Jeroen Bosch Ziekenhuis
A.M. de Roos, Meeuw & Roos l Medicatieoverdracht.nl

Sessievoorzitter Frans van de Vaart neemt de deelnemers in 10 minuten mee door 10 jaar geschiedenis van de ontwikkeling van de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’. Sinds 2011 is de richtlijn van kracht met als doel dat er op elk moment van voorschrijven een actueel medicatieoverzicht beschikbaar is en hiermee de overdracht van medicatiegegevens van de ene naar de andere zorgaanbieder veilig verloopt. Op 31 maart 2015 kwam er een nadere toelichting op de richtlijn beschikbaar om de richtlijn beter implementeerbaar te maken. In het voorjaar van 2016 wordt een herziening van de richtlijn verwacht.

Vergroting rol van de patiënt

Anne de Roos was landelijk aanjager van de implementatie van de richtlijn tussen 2008 en 2011. Daarnaast heeft zij de website medicatieoverdracht.nl ontwikkeld. De website is een gratis online kennisdelingsplatform voor de implementatie van de richtlijn. Op het gebied van medicatieoverdracht valt er nog veel te verbeteren. Regionale samenwerking is essentieel om medicatieoverdracht goed te laten verlopen. Er zal gefocust moeten worden op vergroting van de rol van de patiënt. De patiënt dient bijvoorbeeld zijn eigen actuele medicatie overzicht (AMO) mee te nemen bij een ziekhuisopname. Het grootste obstakel voor een goede medicatieoverdracht blijft de ICT (applicatiesystemen voor registratie van medicatiegebruik), met name vanwege een gebrek aan uniformiteit en samenwerking. Ook bij de overdracht van ziekenhuizen naar externe partijen valt nog veel te verbeteren. Het LSP (landelijk schakelpunt) wordt steeds meer gebruikt. De meeste zorgverleners zijn erop aangesloten en 1 op de 2 Nederlanders hebben toestemming gegeven voor het gebruik ervan.

7. Cel- en gentherapie als geneesmiddel

Afbeelding
Pauline Meij: Aanbevelingen zijn: ontwikkeling van een toekomstplan voor het product tijdens preklinische fase, aanbieden van scholing op gebied van productontwikkeling en opzetten van een (inter)nationaal register met klinische studies.

Recente doorbraken met geavanceerde cel- en gentherapieën bieden hoop voor diverse ziekten die slechts in beperkte mate of zelfs niet behandeld kunnen worden met conventionele geneesmiddelen. Welke mogelijkheden en beperkingen bieden deze nieuwe ontwikkelingen in de behandel-praktijk?

Sessievoorzitter: prof. dr. Ton de Boer

Sprekers:
S. Kili MD, GSK
dr. P. Meij, LUMC
prof. dr. G. Wagemaker, NVGCT

Ton de Boer (Universiteit Utrecht) leidt deze sessie waarin de mogelijkheden en beperkingen van deze nieuwe ontwikkelingen in de behandelpraktijk worden besproken.

Wereldwijd bedrijven actief
Sven Kili (hoofd Gene Therapy Development, GlaxoSmithKline (GSK)) laat zien dat er wereldwijd veel bedrijven actief zijn op het gebied van cel- en gentherapieën, met een totale omzet van 10,8 miljard dollar. Eind 2015 waren er 631 klinische trials op dit gebied, met de meerderheid van deze trials in fase 2. Dit aantal neemt toe, desondanks zijn er nog maar weinig geavanceerde therapieën met een marktlicentie. Een recent succes is het recente positieve advies van het CHMP voor Strimvelis, een gentherapie voor de behandeling van de zeer zeldzame ziekte ADA-SCID.
GSK investeert in autologe gentherapieën voor zeldzame ziekten en richt zich daarbij op zeven ernstige, levensbedreigende ziekten. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in toepassingen van autologe gentherapie in de oncologie.
Voor ADA-SCID, Wiskott-Aldrich syndroom en metachromatische leukodystrofie worden hoopgevende resultaten in klinische studies gezien. Als de vraag beantwoord is of de therapie werkt, wordt de volgende uitdaging om te onderzoeken hoe het product op grotere schaal geproduceerd en aan de patiënten geleverd kan worden.

Meerdere Europese samenwerkingsprojecten
Gerard Wagemaker (Nederlandse Vereniging voor Gen- en Celtherapie) schetst de mogelijkheden voor de 40% van de meer dan 7500 erfelijke monogenetische ziekten waarvoor het genetisch defect is geïdentificeerd. Dat zijn prenatale diagnose en genetische counseling, symptomatische therapie, vervangingstherapie en gentherapie.
Wagemaker neemt de gentherapie voor SCID-patiënten als voorbeeld. De standaardbehandeling van SCID is allogene beenmergtransplantatie, het probleem hierbij is dat voor het merendeel van de patiënten geen goede donor beschikbaar is. Ex vivo gentherapie met stamcellen van autologe hematopoietische stamcellen levert betere resultaten dan allogene beenmergtransplantatie. De therapie werkte goed, helaas ontstond er in een aantal patiënten leukemie. Door de retrovirussen te vervangen door de veiligere lentivirussen is dit probleem opgelost.
Sindsdien zijn er meerdere Europese samenwerkingsprojecten voor erfelijke aandoeningen met behulp van Europese en nationale subsidies uitgevoerd. Dit heeft geleid tot de klinische implementatie van stamcel gentherapie voor 5 erfelijke aandoeningen, 6 aandoeningen waarvoor een klinische trial voorbereid wordt en voor 3 aandoeningen is de principiële bruikbaarheid aangetoond. Dit is nog maar een klein deel van de zeldzame erfelijke ziekten, dus er is nog veel werk te doen. Daarnaast vermoedt Wagemaker dat gentherapie in de toekomst ook bij niet-levensbedreigende aandoeningen kan worden toegepast.

Sessievoorzitter: prof. dr. Rob van Marum

Sprekers:
dr. R. Du Puy, LUMC
drs. J.E.F. Moonen, LUMC
prof. dr. K. Taxis, RUG   

Onder leiding van sessievoorzitter Rob van Marum zijn drie presentaties gegeven over geneesmiddelstudies bij ouderen.

Grootverbruikers van de zorg

Robert Du Puy van het LUMC start zijn presentatie met het benoemen van het feit dat ouderen grootverbruikers van de zorg zijn en dat het zorgverbruik door de vergrijzing de komende jaren alleen maar toe zal nemen. Ouderen nemen echter weinig deel aan klinische trials, waardoor de zorg niet altijd evidence based is. Om dit te verbeteren is het Institute for Evidence-based Medicine in Old Age (IEMO) opgericht. De doelstellingen van IEMO zijn:
  1. het vergroten van het aantal oudere deelnemers aan klinische trials;
  2. het innoveren van zowel gezondheidszorg als klinische trials op hoge leeftijd door gebruik te maken van moderne technologie en door de ontwikkeling van nieuwe methodologie;
  3. het vergroten van kennis van artsen over evidence-based medicine bij ouderen.
Uit de zaal wordt opgemerkt dat er veel organisaties met dezelfde doelstellingen langs elkaar heen werken. Du Puy geeft aan dat het IEMO probeert samen te werken en samen data te verzamelen.

9. Samen beslissen in de spreekkamer

Afbeelding
Paul Brand: 'Tijdens consulten zijn 3 aspecten van belang die aan de basis voor shared decision making liggen; de agenda van de patiënt, toestemming vragen om informatie te geven en een voorstel te doen in plaats van voor te schrijven.'

In het kader van het jaar van de transparantie is ingezet op vele initiatieven rondom samen beslissen. Er zijn al verschillende mooie voorbeelden hoe dit in de praktijk meerwaarde heeft voor de patiënt.

Sessievoorzitter: drs. Marian Mens

Sprekers:
prof. dr. P.L.P. Brand, Isalakliniek
dr. H.J.A.M. Kunneman, AMC
mr. H. Post, NPCF

Onder leiding van Marian Mens (AMC) wordt de sessie ‘Samen beslissen in de spreekkamer’ geopend, waarna drie sprekers – allen vanuit een andere invalshoek- dit onderwerp met veel enthousiasme belichten.

Vanuit de patiënten
Heleen Post van de NPCF vertelt over dit onderwerp vanuit de ervaring van patiënten. Ondanks dat de overgrote meerderheid van patiënten dit wel graag wil, is samen beslissen nog niet de standaard. Door samen te beslissen wordt een betere patiënttevredenheid en hogere therapietrouw bereikt. Dit vraagt een andere aanpak van zorgverleners; bewustwording dat er een keuze is voor de patiënt. De 3 vragen (www.3goedevragen.nl) kunnen de patiënt helpen om de informatie te krijgen die leidt tot gezamenlijke besluitvorming. Een leidraad welke een handvat kan geven aan het opstellen van nieuwe keuzehulpen, is in ontwikkeling.

Een handzame zakkaart
Marleen Kunneman (AMC) presenteert een aantal aspecten uit haar recent afgeronde promotieonderzoek naar dit onderwerp. Essentieel is dat de patiënt wordt verteld dat er een behandelkeuze is en aan de hand van voorkeuren van de patiënt gezamenlijk een keuze wordt gemaakt. Tevens is er ruimte voor verbetering in de informatievestrekking aan de patiënt, daar blijken grote verschillen te liggen. Haar resultaten heeft ze omgezet tot een handzame zakkaart, een leidraad voor de zorgverlener om samen met de patiënt tot een beslissing te komen.

10. Nieuwe initiatieven in de strijd tegen antibioticaresistentie

Afbeelding
Marc Bonten vertelt over zijn onderzoek waarin drie verschillende behandelregimes voor community aquiered pneumonia (CAP) zijn vergeleken.

Minister Schippers grijpt het Europese voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van 2016 aan om antibioticaresistentie op de kaart te zetten. Onderzoek, gefinancierd door ZonMw programma's is één van de peilers van de aanpak. Op het GGG congres is dan ook één blok gewijd aan antimicrobiële resistentie.

Sessievoorzitter: dr. Sjaak de Gouw

Sprekers:
prof. dr. M.J.M. Bonten, UMC Utrecht
dr. ir. L. van Dijk, NIVEL
dr. A. Domenech, RUG
dr. J.M.M. de Gouw, RDOG HM

Voorzitter Sjaak de Gouw nam de deelnemers kort mee in de ontstaansgeschiedenis van de programma's Priority Medicine Antimicrobiële resistentie en Antibiotic Resistance. Het eerste programma, dat in 2009 is gestart, hoorde van oorsprong bij het GGG-programma. Onderzoek naar antibiotica en de bijbehorende resistentieontwikkeling had daarin een plaats. Het thema AMR is echter breder. De aandacht voor diagnostiek, infectiepreventie en de relatie tussen veehouderij, milieu en resistente pathogenen in humane patiënten (de One Health benadering) geven het een geheel eigen karakter. Er is daarom gekozen voor een apart programma op dit thema waarbij nauw wordt samengewerkt met het programma Infectieziektebestrijding.
 
De aanpak van antibioticaresistentie vindt plaats op zeer diverse vlakken. Dat leidt ertoe dat het onderzoek naar antibiotica minimaal net zo divers is. In de presentaties tijdens deze sessie komt deze diversiteit goed naar voren.

Behandelregimes voor community aquiered pneumonia

Marc Bonten heeft onderzoek gedaan waarin drie verschillende behandelregimes voor community aquiered pneumonia (CAP) zijn vergeleken. Het betreft een bèta lactam monotherapie, een behandeling met een bèta lactam plus een macrolide en een behandeling met fluoriquinolonen. Alle regimes zijn conform de richtlijn. Het doel van het onderzoek is te achterhalen of het eerste regime (bèta lactam monotherapie), die vanuit het perspectief van resistentieontwikkeling de meest gewenste is, in de behandeling van CAP net zo goed presteert als de beide andere therapieën. Dit blijkt het geval te zijn. Saillant detail in de presentatie van Marc is dat in eerste instantie zijn projectidee van ZonMw een negatief advies tot uitwerken heeft gekregen. Gelukkig heeft hij dit advies genegeerd en toch zijn projectidee uitgewerkt tot een subsidieaanvraag.

11. Personalised Medicine: visie en ontwikkelingen

Afbeelding
Een diversiteit van sprekers uit het werkveld over het topic personalised medicine.

De komst van Personalised Medicine zorgt ervoor dat we dichter bij het ideaal komen van patiëntenzorg op maat: hogere overlevingskansen, geen onder- en overbehandeling, minder bijwerkingen en doelmatig gebruik van geneesmiddelen per individu.

Sessievoorzitter: prof. dr. Eduard Klasen

Sprekers:
dr. A.L. Bredenoord, UMC Utrecht
C.P. de Ruig MSc, MBA, Eatris
prof. dr. D. van Schaardenburg, Reade l AMC
prof. dr. S. Sleijfer, Erasmus MC

Sessievoorzitter Eduard Klasen, tevens voorzitter van de ZonMw commissie Personalised Medicine, gaf kort aan wat het Personalised Medicine programma tot nu toe heeft gedaan. In 2015 is gezamenlijk met Zilveren Kruis Achmea en KWF binnen het ZonMw programma Goed Gebruik Geneesmiddelen (GGG) een aparte subsidieronde opengesteld voor Personalised Medicine gericht op oncologie en zeldzame ziekten. Inmiddels is ook een samenwerking gestart met de Canadese zusterorganisatie van ZonMw, CIHR, en het Reumafonds om onderzoek te bevorderen naar gepersonaliseerde interventies binnen reumatologie. Daarnaast is het programma Personalised Medicine in samenwerking met de NFU ook trekker geworden van het personalised medicine gedeelte (route 1) van de Nationale Wetenschaps Agenda.

Personalised medicine binnen oncologie
Stefan Sleijfer zet uiteen dat kanker de meest voorkomende doodsoorzaak is. De incidentie van deze ziekte zal tussen 2010 en 2020 stijgen met 30%. Inmiddels zijn er wel verbeterde overlevingskansen voor patiënten als gevolg van enkele wetenschappelijke doorbraken, zoals bijvoorbeeld immuuntherapie. Er is echter nog sprake van grote verschillen tussen patiënten als gevolg van anti-tumor effecten en ervaren toxiciteit. Tegelijkertijd stijgen de kosten van de zorg door deze ontwikkelingen. De uitdaging om zorg kwalitatief goed en toegankelijk te houden wordt daardoor alleen maar groter. Personalised medicine kan daar een bijdrage aan leveren: het biedt mogelijkheden voor het verbeteren van de uitkomsten voor de patiënt en kostenbeheersing. Hiervoor is veel onderzoek nodig om inzicht te krijgen in tumorcelbiologie, micro-milieu van kanker, farmacologie van anti-kanker medicijnen en determinanten kwaliteit van leven van patiënten. Inmiddels zijn er diverse onderzoeksinitiatieven gestart: Center for Personalised Cancer Treatment, Hartwig Medical Foundation, CGC.nl en liquid biopsies (CTC).

12. GGZ in de schijnwerpers

Afbeelding
Rocco Hoekstra: 'Het gebruik van lithium brengt risico’s met zich mee.'

‘Gepersonaliseerde psychische gezondheidszorg’, hét speerpunt van de Kennisagenda Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) opgesteld door de NVvP, NIP, GGZNL en de V&VN. Onder leiding van sessievoorzitter Frans Zitman komen drie sprekers aan het woord om te vertellen over hun projecten rondom geneesmiddelen binnen de GGZ.

Sessievoorzitter: prof. dr. Frans Zitman

Sprekers:
dr. R. Hoekstra, Antes l Delta Psychiatrisch Centrum
dr. G. Rodenburg, IVO
prof. dr. I.E.C. Sommer, UMC Utrecht

GGZ Wetenschapsagenda

Iris Sommer, hoogleraar psychiatrie en voorzitter van de commissie wetenschap van de NVvP, heeft in maart samen met de betrokken partijen de GGZ Wetenschapsagenda overhandigd aan minister Schippers. In deze wetenschapsagenda staan twee thema’s centraal: proactieve zorg en zorg op maat. Door het ontwikkelen van strategieën voor vroegdiagnostiek en interventies kunnen eerdere fases van een aandoening tijdig herkend worden en kan er dus ook eerder ingegrepen worden. Daarnaast wordt de focus gelegd op het ontwikkelen van gepersonaliseerde zorg. Door effectievere zorg te kunnen bieden aan patiënten met bepaalde kenmerken kan over- en onderbehandeling voorkomen worden. Maar hoe wordt dat aangepakt? Op vier vlakken moeten er slagen gemaakt worden: wat we doen beter doen, samenwerken, studies naar de re-purposing van medicatie en het omzetten van toegenomen kennis naar een praktisch toepasbaar programma. De financiering voor de eerste twee jaar van het programma heeft minister Schippers al toegezegd.

Projectenoverzicht

GGG-congres inspireert deelnemers

Met meer dan vierhonderd deelnemers was het 4e jaarlijkse GGG-congres royaal uitverkocht. Wat bracht de deelnemers naar de Beurs van Berlage? Wat vonden ze vooral interessant? En hadden ze nog goede suggesties voor wetenschap en praktijk?

1 / 1

Impressie van de dag

1 / 1

ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. ZonMw financiert gezondheids-onderzoek en stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis - om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO.

Colofon Redactie Marc van Bijsterveldt, Eindredactie Marja Westra, Mariëtte van Wijk (ZonMw), Fotografie Robert Tjalondo

Met dank aan alle leden van het GGG-team.

Uitgave ZonMw, april 2016

Relevante programma's

Relevante thema's

Onderwerpen