Stel je bent ouder van een kind met een chronische ziekte, beperking of ontwikkelingsproblematiek en je hebt allemaal vragen. Over de zorg, onderwijs, financiën, regelgeving, ziekte of de dood. Waar kun je dan terecht? De kennisbank van Ervaringskenniscentrum (Sch)ouders wijst je de weg.
Internet biedt een schat aan informatie, maar zelfs Google kan je lang niet altijd vertellen waar je moet zijn en welke informatie betrouwbaar is. Daarom heeft (Sch)ouders het initiatief genomen om de informatie van een aantal organisaties te bundelen en daarbij voor aanvullende informatie heel gericht te verwijzen naar andere websites.
Walraven benadrukt dat als je een project voor ouders uitvoert, deze ouders je begin- en eindpunt zijn. ‘Je moet ouders echt betrekken, echt naar ze luisteren en daar vervolgens echt iets mee doen. Daarom hebben we ook die tweede feedbackronde ingebouwd. Daarin vragen we eigenlijk of we goed genoeg naar ze geluisterd hebben. En dan komen daar toch altijd weer nieuwe punten uit naar boven. En zo hoort het ook. De kennisbank is er tenslotte voor hen.’
Projectleider Florrie Walraven legt uit hoe het allemaal begonnen is. ‘In eerste instantie richtten we ons met de Kennisbank alleen op de informatie voor ouders van kinderen met een lichamelijke beperking. Daartoe hebben we de teksten van de WWW.Wijzer van de Hoogstraat Kinderrevalidatie in de Kennisbank gebruikt. Maar de doelgroep van (Sch)ouders is veel breder dan dat. Dankzij de subsidie van Voor Elkaar! breiden we nu uit naar informatie voor ouders met kinderen met een ontwikkelingsstoornis of chronische ziekte. Dit doen we onder andere door eerdere initiatieven samen te voegen. We integreren bijvoorbeeld de teksten van het Ouderkompas van het Emma Kinderziekenhuis Amsterdam UMC en van Bijzonder in Arnhem, een voormalig initiatief van twee ervaringsdeskundige ouders.’
‘In onze kennisbank vind je niet alleen heel veel teksten met informatie, maar we verwijzen ook naar ervaringsverhalen van andere ouders’, vervolgt Walraven. ‘(Sch)ouders is namelijk meer dan alleen de Kennisbank. Ouders kunnen op de website ook terecht voor het delen van ervaringen en bijvoorbeeld onderlinge ondersteuning. En waar dat zinvol is, sturen we ze door naar andere websites. Zeker als het gaat over allerlei regelingen die regelmatig veranderen. Dat kunnen wij niet allemaal bijhouden.’ Ze benadrukt dat ze heel veel dank verschuldigd is aan alle ouders die haar geholpen hebben. ‘Soms begreep ik het even niet meer, de materie is echt ingewikkeld. Maar dan was er altijd wel een ouder die mij weer verder kon helpen.’
Inhoudelijk beslaat de kennisbank een enorm aantal terreinen. Van ‘meer tijd voor mezelf vrijmaken’ en ‘toelating tot het speciaal onderwijs’ tot ‘omgaan met slaap- of eetproblemen van mijn kind’. Walraven: ‘Het zijn allemaal onderwerpen waar ouders mee worstelen. Hoe meer ik met ouders sprak, hoe meer onderwerpen de revue passeerden. Zo bleek er in de bestaande teksten heel weinig aandacht te zijn voor vragen rond seksualiteit en daar krijgen de ouders toch echt mee te maken.’
Ook over palliatieve zorg ontbrak veel informatie. Bijvoorbeeld over hoe je met je andere kinderen praat over de dood van een broertje of zusje. Voor Walraven waren dat heftige onderwerpen om over te schrijven. ‘Gelukkig kreeg ik ook daarbij hulp. Bijvoorbeeld van Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg. Zelfs bij zo’n zwaar onderwerp gaat het soms over hele praktische tips. Bijvoorbeeld: waar kun je ook in zo’n laatste levensfase nog mooie foto’s met je kind laten maken?’
‘Je moet ouders echt betrekken, echt naar ze luisteren en daar vervolgens echt iets mee doen’
Walraven maakte niet alleen gebruik van bestaande teksten, maar heeft al die informatie ook aangevuld. Daarvoor heeft ze met tal van deskundigen, maar vooral ook ouders, de ervaringsdeskundigen zelf, gesproken. ‘Ik heb die ouders gevraagd welke informatie ze nog missen, welke teksten goed zijn en waar ze op- en aanmerkingen over hebben. En toen de teksten eenmaal klaar waren ben ik naar ze teruggegaan om te horen of dit is wat zij bedoelden, of het zo voor hen klopt.’