Uitgangspunt van de PiëzoMethodiek is dat iedereen, maar dan ook echt iedereen, een volwaardige plaats in de samenleving verdient. Onderzoek van Movisie laat zien waarom deze methodiek goed werkt bij de begeleiding van statushouders.
In Zoetermeer en Leiden helpt stichting Piëzo mensen die in een kwetsbare positie terecht zijn gekomen weer een stapje op weg door ze hun talenten en vaardigheden te leren ontdekken en ontwikkelen. Een deel van deze mensen is statushouder, heeft geen werk en staat eigenlijk aan de zijlijn van de samenleving. De vrijwilligers van stichting Piëzo, halen hen uit hun isolement en bieden weer perspectief.
Marijke Booijink deed samen met collega’s van Movisie onderzoek naar deze methodiek die in 2006 werd ontwikkeld en waar organisaties in verschillende gemeenten mee werken: Leiden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland, Venlo, Schiedam, Nijmegen, Hillegom en Zoetermeer. ‘Wij wilden weten of deze methodiek echt werkt voor statushouders en zo ja, wat wij dan van deze methodiek kunnen leren.’
Uiteraard kunnen gemeenten de stichting Piëzo benaderen om de methodiek in hun gemeente uit te voeren. Gemeenten en organisaties die werken met statushouders kunnen ook in hun eigen activiteiten de zes werkzame elementen van de aanpak inbouwen:
De methodiek is vanuit de praktijk ontstaan, legt beleidsmedewerker Marieke van Bijnen van de stichting Piëzo uit. ‘Er was behoefte om mensen uit hun isolement te halen en meer systematisch te activeren. Daarom hebben we al doende een praktisch hulpmiddel ontwikkeld, waarmee een grote groep mensen fasegewijs hun zelfredzaamheid vergroten en stappen richting opleiding en werk kunnen zetten.’ Dat begint soms al achter de voordeur: vrijwilligers met dezelfde culturele achtergrond bezoeken de statushouders om hen te motiveren mee te doen aan allerlei activiteiten in het PiëzoCentrum.
Fase 0 is dan ook de eerste maatschappelijke activering, fase 1 het zichzelf ontwikkelen door deelname aan activiteiten in het PiëzoCentrum, fase 2 vaardigheden oefenen in de praktijk als vrijwilliger in het PiëzoCentrum, fase 3 vrijwilligerswerk bij partnerorganisaties doen en fase 4 is de stap naar een opleiding of reguliere baan. Je kunt ook in fase 3 binnenkomen en het daarbij laten. Of desnoods een stapje terugzetten.
Van Bijnen: ‘Zie het als een heel open proces, waarin mensen zich ontwikkelen vanuit hun eigen behoeften en talenten. Mensen bepalen zelf hun ontwikkelroute; dat houden we bij in een deelnemersvolgsysteem, zodat we weten welke ontwikkeling mensen doormaken.’ Sommige deelnemers komen alleen voor een taalles, een ander wil hulp bij het op orde krijgen van de thuissituatie. En heeft iemand eenmaal zijn of haar doel bereikt, dan kan dat het vertrekpunt zijn om een volgende ontwikkelingsstap in gang te zetten.
Met verschillende onderzoeksmethoden keek Movisie of de PiëzoMethodiek werkt en welke elementen daarbij een rol spelen. Daartoe werd het in de PiëzoMethodiek gehanteerde volgsysteem
verrijkt met uitkomstmaten voor participatie, toeleiding naar werk en gezondheid. De werkzame mechanismen werden met een documentanalyse, literatuursearch, diepte-interviews met statushouders en focusgroepen in kaart gebracht. Verder zijn verschillende focusgroepbijeenkomsten (leerwerkplaatsen) georganiseerd met trajectbegeleiders, ex-deelnemers met een vluchtelingachtergrond, netwerkpartners en de uitvoerders van de PiëzoMethodiek.
Kijk voor meer informatie op de projectpagina ‘De effectiviteit van de PiëzoMethodiek’.
De vraag is natuurlijk: werkt het ook? Booijink is positief, maar drukt zich voorzichtig uit: ‘Het is lastig om daar harde uitspraken over te doen, maar alles in overweging nemend, komen wij tot de conclusie dat er wel aanwijzingen zijn voor de effectiviteit van de methode. Wij hebben onderzoek gedaan met verschillende methoden en zowel uit bijvoorbeeld de antwoorden op de vragenlijsten als uit de interviews blijkt dat mensen echt stappen maken. Soms zijn dat kleine stapjes, maar dan moet je ook in ogenschouw nemen waar die mensen vandaan komen. Ze hebben echt een hele moeilijke geschiedenis achter de rug, zijn gevlucht voor geweld, worstelen met uiteenlopende problemen en zitten nu ineens in een hele andere samenleving.’
Eigenlijk zegt Booijink daarmee dat het antwoord op de vraag of de methodiek effectief is, afhankelijk is van de vraag welke doelen je bijvoorbeeld als gemeente voor ogen hebt. Verwacht je dat mensen binnen 3 jaar volledig aan het werk zijn, dan bestaat de kans dat je teleurgesteld wordt. Verwacht je dat mensen weer perspectief zien en de regie over hun leven weer stapje voor stapje oppakken, dan zul je juist tevreden zijn. ‘Toch zijn er wel degelijk statushouders die een opleiding halen of uitstromen naar werk’, zegt Van Bijnen.
'Je moet als gemeente echt incalculeren dat statushouders een lange weg te gaan hebben’
Dat het voor veel statushouders helaas moeilijk is om een baan te vinden, past ook bij de landelijke cijfers van het CBS. Van Bijnen. ‘Slechts ongeveer 1 op de 10 statushouders heeft na 2,5 jaar een baan. Wij focussen op de ontwikkeling die mensen doormaken. Daar begint het mee.’ Booijink vult aan: ‘Mensen worden weer maatschappelijk actief, gaan soms zelf vrijwilligerswerk doen binnen bijvoorbeeld een PiëzoCentrum en vertelden ons dat ze de taal beter beheersen. Hun zelfvertrouwen is gegroeid en ze vinden zelf dat hun kansen op werk beter zijn geworden.’
‘Je moet als gemeente echt incalculeren dat statushouders een lange weg te gaan hebben’, vervolgt Booijink. ‘De problemen waar zij tegenaan lopen zijn zeer divers en moeten integraal aangepakt worden. Dat zie je ook terug bij de 6 werkzame mechanismen die wij onderscheiden. Het gaat om én een veilige plek, én een integrale benadering, én talentgericht werken, én ontwikkelingsgericht werken, én zorgen voor een netwerkomgeving waar dan ook nog eens vooral Nederlands wordt gesproken. Dat alles biedt de PiëzoMethodiek als een totaalpakket.’
‘Het onderzoek laat zien wat statushouders nodig hebben. Het is aan gemeenten om te kijken wélke lokale organisaties daarin wát kunnen betekenen.’
De methodiek is niet specifiek bestemd voor statushouders. ‘Dat vond ik het mooie aan al die vrijwilligers’, zegt Booijink. ‘Die stralen uit dat iedereen welkom is. Iedereen kan in een kwetsbare positie terecht komen en iedereen kan bij Piëzo terecht. Ongeacht je achtergrond of problemen. Statushouders ontmoeten daardoor niet alleen andere statushouders.’
Booijink denkt dat gemeenten veel kunnen leren van deze aanpak. ‘Eigenlijk zou je als gemeente die 6 werkzame elementen als kader moeten zien, als een gezamenlijke manier om naar deze doelgroep te kijken. Het onderzoek laat zien wat statushouders nodig hebben. Het is aan gemeenten om te kijken wélke lokale organisaties daarin wát kunnen betekenen. Dat is ook wat dit onderzoek oplevert. Enerzijds heeft het de PiëzoMethodiek verder geëxpliciteerd, anderzijds geeft het gemeenten inzage in welke elementen daarvan de moeite waard zijn om over te nemen in eigen reguliere activiteiten.’
Voor de medewerkers van de stichting Piëzo was het onderzoek heel waardevol. Van Bijnen: ‘Iedereen die bij ons werkt, herkent die 6 werkzame elementen. We zien dat het werkt. Het is mooi dat het onderzoek dat bevestigt. Op aanraden van Movisie maken we explicieter wat mensen willen leren en geleerd hebben. In alle centra hebben we daartoe een dagstart ingevoerd. Vrijwilligers en deelnemers kijken samen naar wat ze die dag gaan doen en wat ze willen leren. Dat maakt voor iedereen inzichtelijk dat we meer zijn dan die veilige thuishaven, dat warme bad. Dat zijn we natuurlijk ook, maar het gaat erom dat mensen op hun eigen manier vaardigheden ontwikkelen.’