Cliënten in de palliatieve fase die thuis zorg ontvangen, hebben meer behoefte aan het spirituele deel van de zorg. Om hen op dit vlak ondersteuning te bieden, zijn op basis van onderzoek verschillende tools ontwikkeld voor geestelijk verzorgers, hun samenwerkingspartners en cliënten.
Aandacht voor zingeving en levensvragen in de palliatieve fase is binnen de muren van zorginstellingen al aardig ingebed en zelfs vastgelegd in de wet. Hoe is dat als patiënten thuis zorg ontvangen? ‘Daar staat nog niets over in de wet, waardoor het nog niet goed geregeld is en patiënten er vaak zelf voor moeten betalen’, vertelt Annelieke Damen. Annelieke is postdoconderzoeker ‘Effecten geestelijke verzorging’ aan de Universiteit voor Humanistiek en geestelijk verzorger bij het Dijklander Ziekenhuis in Hoorn.
Om te onderzoeken hoe spirituele zorg ook in de thuissituatie goed geregeld kan worden, startte onderzoeksproject Palliatief Landelijk Onderzoek Eerstelijns Geestelijke verzorging (PLOEG), dat uit 3 deelprojecten bestaat. Annelieke was onderzoeker bij het deelproject dat uitzocht hoe huisartsen en andere zorgverleners in de eerste lijn kunnen bepalen of ze zelf een gesprek over zingeving kunnen voeren met hun patiënt of dat ze beter kunnen doorverwijzen. Bijvoorbeeld naar een geestelijk verzorger.
Het resultaat zijn 3 praktische tools voor zorgverleners: het Zakkaartje Zingeving, de Vragenlijst Cordaan en het Gespreksmodel SBARR en zingeving palliatieve zorg. Annelieke: ‘Een zorgverlener kan zelf kiezen welke tool het beste past. Zo gebruiken zorgverleners die met het elektronisch patiëntendossier werken sneller de Vragenlijst Cordaan, en gebruiken zorgverleners die al werken met SBARR (een instrument om op systematische wijze een vraagstuk te bespreken met een andere hulpverlener, red.) sneller het gespreksmodel. Voor een huisarts kan het wat compactere Zakkaartje Zingeving fijn zijn.’
In de korte tijd die je voor een patiënt hebt, durft iemand niet snel over dit soort zaken te beginnen. Patiënten denken dat ik er niets mee kan of er geen tijd voor heb. Door zelf dit soort vragen te stellen, laat ik zien dat die ruimte er wél is. Als dit gesprek niet voldoende is, kijk ik of de client het probleem zelf of samen met mij kan oplossen of dat hulp van een geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog nodig is. Dan kan ik doorverwijzen, waardoor mijn cliënt alsnog de juiste hulp krijgt.’
Aan geestelijk verzorgers en huisartsen wil Joost graag het volgende meegeven: ‘Zoek regelmatig contact met elkaar. Een huisarts heeft vaak een goed beeld wie behoefte heeft aan een uitgebreider gesprek over zingeving. Ik zou graag zien dat geestelijk verzorgers, net zoals bij ons, standaard aansluiten bij het PaTz-overleg (een overleg met huisartsen, (wijk)verpleegkundigen en inhoudelijk deskundigen over palliatieve zorg thuis, red.).’
‘Wat Joost zegt over dat contact zoeken met elkaar, is precies wat ook uit ons onderzoek naar voren kwam’, zegt Anja Visser-Nieraeth, universitair docent Geestelijke verzorging aan de Rijksuniversiteit Groningen. Anja keek als hoofdonderzoeker naar hoe de geestelijke verzorging in de eerstelijns palliatieve zorg versterkt kan worden. Uit interviews met geestelijk verzorgers, internetonderzoek, focusgroepen en een cliëntenenquête bleek dat doorverwijzing alleen mogelijk is als geestelijk verzorger en andere zorg- en hulpverleners regelmatig contact met elkaar hebben. Zo leren ze bovendien ook van elkaar.’
Om ze bij een gesprek over dat laatste te helpen is er een gespreksmodel 'Zinvolle afstemming in zorg en welzijn' ontwikkeld dat geestelijk verzorgers en hun samenwerkingspartners kunnen gebruiken. Wat verwacht je van elkaar? Wie heeft welke verantwoordelijkheid? Hoe houd je elkaar op de hoogte? Anja: ‘Deze middelen helpen de samenwerkingspartners inzicht te krijgen in wat geestelijke verzorging voor hun cliënt kan betekenen en hoe ze die zelf toegankelijker kunnen maken. Uiteindelijk gaat het erom te achterhalen wat iemand ten diepste beweegt.’
Hoe je dat gesprek over zingeving met een cliënt precies kunt vormgeven, is onderzocht in een ander deelproject. Iris Wierstra, PhD-kandidaat aan de Universiteit voor Humanistiek en onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg, was hier als onderzoeker bij betrokken. Ze vertelt: ‘Wij deden onderzoek naar de vragen waar mensen in de palliatieve fase mee worstelen en hoe geestelijke verzorging ze daarbij kan helpen. We ontwikkelden het gespreksmodel ‘In dialoog met je levensverhaal’, dat bestaat uit 6 ontmoetingen tussen een geestelijk verzorger en een cliënt. Tijdens elke ontmoeting stond een ander thema centraal, zoals verbondenheid met jezelf en anderen, hoop, vrees, spijt en dankbaarheid. Cliënten bereidden de sessies voor door opdrachten te maken in een speciaal ontwikkeld werkboek ‘In dialoog met je levensverhaal'.’
Marije vervolgt: ‘Je aanbod als geestelijk verzorger wordt veel groter. Zo kun je in plaats van een gesprek voeren, ook lichaamsgerichte oefeningen doen of aandachtsoefeningen. Of ik vraag iemand een voorwerp mee te nemen dat een symbolische waarde heeft. Daarnaast probeer ik te achterhalen welke personen veel invloed in iemands leven hebben gehad of nog steeds hebben. Al deze onderdelen van het gesprekmodel zorgen ervoor dat cliënten niet alleen maar met het ziekzijn bezig zijn, maar ook met dingen als ‘Wat beteken ik nog voor anderen?’. Het zet hun leven meer in perspectief.’
‘Het gespreksmodel geeft me meer vertrouwen,’ vertelt Marije. ‘Voorheen was het vooral mijn taak om er te zijn en te luisteren, het gespreksmodel biedt handreikingen om gestructureerd bespreekpunten in te brengen.’ Een huisarts heeft hier niet altijd tijd voor. Zo was er een vrouw die al met haar huisarts en vriendinnen had gepraat. Ze zei: ‘Ik werk en ik heb genoeg andere dingen te doen, maar ik ben toch eenzaam. Ik ben eenzaam bij mezelf.’ Door haar levensverhaal met haar door te nemen, konden we samen kijken naar de oorzaak van haar eenzaamheid, waardoor ze die beter kan verdragen.
Het is ontzettend mooi als je dit voor je cliënten kunt betekenen. Aan andere geestelijk verzorgers zou ik als tip willen geven om dit gespreksmodel eens te gebruiken. Het maakt je aanbod zoveel gevarieerder, waardoor je nog beter kunt kijken wat bij die ene specifieke cliënt past.’
'Ik heb er geen migraineaanval minder door gehad, maar ik sta rechterop'
Koos Scholtens, die last heeft van heftige chronische migraine, was een van de deelnemers die gesprekken met Marije had. Hij vertelt: ‘Tijdens het eerste gesprek vroeg Marije mij hoe het is om te leven met migraine. Ondanks dat ik het zinnetje ‘Ik heb te vaak te veel pijn’ al 1000 keer had uitgesproken moest ik voor het eerst ontzettend hard huilen. Marije had het lef om door te vragen. We hebben in kaart gebracht wat deze ziekte met mij en mijn omgeving heeft gedaan. Als chronisch patiënt leef je op een soort automatische piloot om het vol te houden. En dat lukt best wel, zo op het oog. Maar prettig volhouden vraagt erom dat hulptroepen ook weten dat ze hulptroepen zijn. Met mijn vrouw, onze kinderen en goede vrienden heb ik daar nu expliciet over gesproken. Hun steun en die van God zijn helend voor me.’
De PLOEG-projecten financierden we vanuit ons programma Palliantie. Met dit programma zetten we ons in voor een goede kwaliteit van leven voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn en hun naasten. Dat betekent dat zij zorg en ondersteuning krijgen op lichamelijk, psychisch, sociaal en ook spiritueel vlak, aansluitend op hun wensen en behoeften. Daarop aansluitend ondersteunen we met ons programma Zingeving en geestelijke verzorging de verdere ontwikkeling van levensbegeleiding en geestelijke verzorging in de thuissituatie. Kijk voor meer informatie hierover bij ons thema Zingeving en geestelijke verzorging.
Redactie Kim Nelissen
Eindredactie ZonMw