Voor veel statushouders is de afstand tot de arbeidsmarkt nog behoorlijk groot. Onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut laat zien dat er wel degelijk kansen zijn om deze groep naar een baan te begeleiden.
Kirsten Tinnemans en haar collega’s onderzochten de werkzame factoren van twee initiatieven: de NVA Werktrajecten in Amersfoort en Vluchtelingen Investeren in Participeren van VluchtelingenWerk (VIP1). Deze succesvolle interventies bieden een intensief traject om statushouders te ondersteunen bij het vinden van een plek op de arbeidsmarkt.
Op basis van de twee onderzochte initiatieven onderscheiden de onderzoekers 15 werkzame factoren voor de arbeidstoeleiding van statushouders.
Deze 15 elementen worden zeer toegankelijke wijze uitgewerkt in de brochure Werkzame factoren van interventies arbeidstoeleiding statushouders.
Eén van de belangrijkste factoren die de goede resultaten van de twee onderzochte aanpakken verklaren, is volgens Tinnemans dat statushouders al vrij snel duidelijk krijgen wat ze wel en niet kunnen verwachten. ‘Hun ambitieniveau ligt vaak hoog. Maar ze weten niet goed hoe de arbeidsmarkt hier in elkaar zit en dat je voor het opzetten van een eigen bedrijf met een fikse papierwinkel te maken krijgt. Een andere tegenvaller is dat diploma’s uit het land van herkomst vaak niet volstaan, omdat - zo is gebleken - een Nederlands diploma vaak meer kansen biedt op de Nederlandse arbeidsmarkt.’
‘Wat te doen als een droombaan niet haalbaar is?’
Alleen vertellen hoe het hier werkt, is niet genoeg. Statushouders zullen het ook in de praktijk moeten ervaren. ‘Het is belangrijk dat ze al in een vroeg stadium kennismaken met bedrijven’, vertelt Tinnemans. ‘Je kunt wel vertellen dat we hier vaak minder hiërarchisch werken, maar het werkt beter als statushouders het zelf ondervinden.’ Taalbarrières en een mismatch tussen opleiding en arbeidsmarkt zorgt ervoor dat veel statushouders – in ieder geval de eerste jaren – ten opzichte van hun werk in het land van herkomst onder hun niveau werken. Tinnemans: ‘Vaak zijn het niet de banen waar statushouders van droomden toen ze hier aankwamen, al kunnen het wel opstapjes zijn naar die droombaan.’
De effectiviteit en de werkzame elementen zijn onderzocht door middel van de ‘Theory of Change’ methode. Deze methode maakt de veronderstelde werking van de relatie tussen interventies, tussentijdse veranderingen of verbeteringen en langere termijn verandering expliciet. Op verschillende meetmomenten zijn vergunninghouders geïnterviewd.
Tinnemans: ‘Wat we in het onderzoek zagen, is dat deze interventies ook expliciet aandacht besteden aan plan B. Wat te doen als de droombaan niet haalbaar is? Misschien word je niet net als in het land van herkomst tandarts, maar eerst tandartsassistent. Misschien geen rechter, maar wel juridisch medewerker bij een bedrijf. Of misschien moet er toch echt eerst bijgeschoold worden. Statushouders kunnen ook beginnen met een “broodbaan” waarbij hij of zij naast hun werk een opleiding doet of de Nederlandse taal beter leert beheersen.’
Kenmerkend voor de twee aanpakken is volgens Tinnemans tevens dat ze zich niet alleen op de statushouders richten, maar ook werkgevers en (vooral bij de NVA-aanpak) opleidingsinstituten betrekken bij de interventie. ‘Ik denk dat juist die combinatie krachtig is. Werkgevers doen mee met sollicitatietrainingen, er zijn leerwerkplekken en opleidingscentra kijken hoe zij hun aanbod kunnen matchen met de opleidingsvraag.’
‘Eén keer zijn we naar een fabriek geweest, toen kon ik echte werkgevers en werknemers zien. Wat staat daar? Hoe gaan ze met elkaar om? Dat was een hele nuttige en leuke dag. Als ik dit soort dingen kan doen, heel graag!’ Uitspraak van een deelnemer
Toch blijft het ingewikkeld voor statushouders om goed te integreren op de arbeidsmarkt. Dat heeft echt tijd nodig, vindt Tinnemans. ‘Denk aan alle stress die ze hebben meegemaakt in het land van herkomst, de overtocht, het wachten op een vergunning, gezinshereniging, huisvesting. Het is een heel traject waar ze doorheen gaan voordat ze serieus de arbeidsmarkt op kunnen. En ja, dan komen inderdaad lang niet alle verwachtingen uit. Dus wees als begeleider van het begin af aan realistisch.’
Bovenstaande is een bewerking van een artikel dat eerder geplaatst werd in het ZonMw-E-magazine Wat werkt in jouw praktijk?